Johannes zag op Patmos onze tijd gebeuren deel 14.
Openbaring 7 (De schare die niemand tellen kan).
Openbaring 7:9 t/m 17: “Daarnaast zag ik, en zie een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle volk en stammen en natiën en talen stonden voor de troon en voor het Lam, bekleed met witte gewaden en met palmtakken in hun handen. En zij riepen met luider stem en zeiden: De zaligheid is van onze God, die op de troon gezeten is, en van het Lam! En al de engelen stonden rondom de troon en de oudsten en de vier dieren, en zij wierpen zich op hun aangezicht voor de troon en aanbaden God, zeggende: Amen, de lof en de heerlijkheid, en de wijsheid en de dankzegging, en de eer en de macht en de sterkte zij onze God tot in alle eeuwigheden! Amen.
En een van de oudsten antwoordde en zeide tot mij: Wie zijn dezen, die bekleed zijn met de witte gewaden, en vanwaar zijn zij gekomen. En ik sprak tot hem: Mijn heer, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking; en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams. Daarom zijn zij voor de troon van God en zij vereren Hem dag en nacht in zijn tempel; en Hij, die op de troon gezeten is, zal zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.
Johannes ziet hier een kolossale menigte uit alle volk en stammen en natiën en talen die uit de grote verdrukking komen. Er is kennelijk grote blijdschap in de hemel om deze grote menigte. Deze grote schare blijkt een afgerond geheel die door de overschaduwing Gods onkwetsbaar is geworden. Hierbij valt te denken aan de voorafschaduwing van de eindtijd die we herkennen in de plagen waarmee God Egypte sloeg. Met name de plagen van de sprinkhanen, de duisternis en de dood. (Hierover in de volgende aflevering meer)
Zowel voor Israël in Egypte als voor Israël in de eindtijd en allen die geënt zijn op de Edele Olijf is dan de grote verdrukking beëindigd. Israël werd toen en zal straks verzegeld worden en apart gezet van de wereld.
Na deze oordelen zingen de heiligen met de engelen een lied van Overwinning aan de glazen zee, net zoals Mozes een lied zong na de doortocht door de Schelfzee (Exodus 15). Alles wat er in de verdere hoofdstukken, onder de bazuinoordelen en schaalgerichten aan verschrikkingen geschiedt, raakt uitsluitend de goddelozen op aarde, net zoals de Farao en de Egyptenaren werden getroffen met het oordeel.
Toen God door Mozes de Farao de waarschuwing gaf dat als hij Israël, Gods eerstgeboren zoon niet zou laten gaan, Hij de eerstgeborenen van Egypte zou doden, zo zal God ook nu weer Zijn eerstgeboren zoon, Israël bevrijden, zodat ze het beloofde land binnen kunnen gaan, ten koste van de twee beesten: de antichrist en zijn helper de valse profeet en hun volgelingen. Er heeft een verharding plaatsgevonden net zoals dat bij de Farao het geval was. Daarover later meer in Openbaring 9:20 waar de overige mensen, die niet door de daarin genoemde plagen werden gedood, zich niet bekeerden van de werken van hun handen. Zij bleven de demonen aanbidden. En ik hoorde een ander bij het altaar vandaan zeggen: Ja Heere, almachtige God! Uw oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig. Overigens moet gezegd worden dat de twee beesten niet in de tijdsorde van de zegels is gegeven.
Openbaring 7 (De schare die niemand tellen kan).
Openbaring 7:9 t/m 17: “Daarnaast zag ik, en zie een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle volk en stammen en natiën en talen stonden voor de troon en voor het Lam, bekleed met witte gewaden en met palmtakken in hun handen. En zij riepen met luider stem en zeiden: De zaligheid is van onze God, die op de troon gezeten is, en van het Lam! En al de engelen stonden rondom de troon en de oudsten en de vier dieren, en zij wierpen zich op hun aangezicht voor de troon en aanbaden God, zeggende: Amen, de lof en de heerlijkheid, en de wijsheid en de dankzegging, en de eer en de macht en de sterkte zij onze God tot in alle eeuwigheden! Amen.
En een van de oudsten antwoordde en zeide tot mij: Wie zijn dezen, die bekleed zijn met de witte gewaden, en vanwaar zijn zij gekomen. En ik sprak tot hem: Mijn heer, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking; en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams. Daarom zijn zij voor de troon van God en zij vereren Hem dag en nacht in zijn tempel; en Hij, die op de troon gezeten is, zal zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.
Johannes ziet hier een kolossale menigte uit alle volk en stammen en natiën en talen die uit de grote verdrukking komen. Er is kennelijk grote blijdschap in de hemel om deze grote menigte. Deze grote schare blijkt een afgerond geheel die door de overschaduwing Gods onkwetsbaar is geworden. Hierbij valt te denken aan de voorafschaduwing van de eindtijd die we herkennen in de plagen waarmee God Egypte sloeg. Met name de plagen van de sprinkhanen, de duisternis en de dood. (Hierover in de volgende aflevering meer)
Zowel voor Israël in Egypte als voor Israël in de eindtijd en allen die geënt zijn op de Edele Olijf is dan de grote verdrukking beëindigd. Israël werd toen en zal straks verzegeld worden en apart gezet van de wereld.
Na deze oordelen zingen de heiligen met de engelen een lied van Overwinning aan de glazen zee, net zoals Mozes een lied zong na de doortocht door de Schelfzee (Exodus 15). Alles wat er in de verdere hoofdstukken, onder de bazuinoordelen en schaalgerichten aan verschrikkingen geschiedt, raakt uitsluitend de goddelozen op aarde, net zoals de Farao en de Egyptenaren werden getroffen met het oordeel.
Toen God door Mozes de Farao de waarschuwing gaf dat als hij Israël, Gods eerstgeboren zoon niet zou laten gaan, Hij de eerstgeborenen van Egypte zou doden, zo zal God ook nu weer Zijn eerstgeboren zoon, Israël bevrijden, zodat ze het beloofde land binnen kunnen gaan, ten koste van de twee beesten: de antichrist en zijn helper de valse profeet en hun volgelingen. Er heeft een verharding plaatsgevonden net zoals dat bij de Farao het geval was. Daarover later meer in Openbaring 9:20 waar de overige mensen, die niet door de daarin genoemde plagen werden gedood, zich niet bekeerden van de werken van hun handen. Zij bleven de demonen aanbidden. En ik hoorde een ander bij het altaar vandaan zeggen: Ja Heere, almachtige God! Uw oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig. Overigens moet gezegd worden dat de twee beesten niet in de tijdsorde van de zegels is gegeven.
Schildering van de antichrist door Luca Signorelli, in de Kathedraal van Orvieto in de Italiaanse regio Umbrië.
Wie is deze schare die niemand tellen kan? Johannes blijkt in verlegenheid over wie deze mensen zijn. Een van de oudsten bij de troon van God vraagt hem: “wie zijn dezen, die bekleed zijn met de witte gewaden, en vanwaar zijn zij gekomen? Johannes weet het antwoord niet. De schare vormt voor hem een onbekende menigte. Hij is er wel nieuwsgierig naar wie zij eigenlijk zijn: “Mijn heer, gij weet het”. Het antwoord is duidelijk: “deze zijn het die komen uit de grote verdrukking. Dit is een duidelijke uitspraak, zowel wat positie als tijd betreft.
Deze schare is “dus kennelijk tot het geloof in Jezus/Yeshua gekomen tijdens de grote verdrukking.” Vaak wordt deze schare uitgelegd als de gelovigen uit de kerk van alle eeuwen, die verdrukt en vervolgd zijn ter wille van hun geloof. Natuurlijk is er door de hele geschiedenis heen sprake van verdrukking geweest. Maar zij komen niet uit de kerk van alle tijden, maar speciaal uit die tijd, die hier wordt aangeduid als “de grote verdrukking”.
Het was Jezus/Yeshua Zelf die de Grote Verdrukking heeft aangekondigd: Matthéüs 24:21: “Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal”. Deze verdrukking was ook al gezien door de profeet Daniël: Daniël 12:1 “Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk ter zijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe.”
Uit de verklaring van de “oudste” valt op te maken dat die periode dan aangebroken is. De grote verdrukking is de 3½ jarige tirannie van de twee beestmensen. Vanaf Openbaring 7 vers 15-17 wordt duidelijk gemaakt dat ze tijdens het duizendjarig rijk onder hoede van Jezus/Yeshua op aarde zullen wonen.
Ook Jesaja zegt daar wat over. Jesaja 65:20: “Daar zal niet langer een zuigeling zijn, die slechts weinige dagen leeft, noch een grijsaard, die zijn dagen niet voleindigt, want de jongeling zal als honderdjarige sterven, zelfs de zondaar zal eerst als honderdjarige door de vloek getroffen worden.”
De grote schare-dat is de bruid met een verheerlijkt lichaam die met Christus zullen regeren. Zij worden gezien als overwinnaars, met hun lange witte kleren en de palmtakken in hun handen wat in de Bijbel spreekt van de vreugde na het behalen van een overwinning. Ze worden getoond als bevrijd van honger, dorst, grote hitte en van tranen. Het koninkrijk dat komen gaat, het Messiaanse vrederijk zal een rustpunt worden voor de volkeren, een verademing voor allen die de Messias Jezus/Yeshua liefhebben.
Wie is deze schare die niemand tellen kan? Johannes blijkt in verlegenheid over wie deze mensen zijn. Een van de oudsten bij de troon van God vraagt hem: “wie zijn dezen, die bekleed zijn met de witte gewaden, en vanwaar zijn zij gekomen? Johannes weet het antwoord niet. De schare vormt voor hem een onbekende menigte. Hij is er wel nieuwsgierig naar wie zij eigenlijk zijn: “Mijn heer, gij weet het”. Het antwoord is duidelijk: “deze zijn het die komen uit de grote verdrukking. Dit is een duidelijke uitspraak, zowel wat positie als tijd betreft.
Deze schare is “dus kennelijk tot het geloof in Jezus/Yeshua gekomen tijdens de grote verdrukking.” Vaak wordt deze schare uitgelegd als de gelovigen uit de kerk van alle eeuwen, die verdrukt en vervolgd zijn ter wille van hun geloof. Natuurlijk is er door de hele geschiedenis heen sprake van verdrukking geweest. Maar zij komen niet uit de kerk van alle tijden, maar speciaal uit die tijd, die hier wordt aangeduid als “de grote verdrukking”.
Het was Jezus/Yeshua Zelf die de Grote Verdrukking heeft aangekondigd: Matthéüs 24:21: “Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal”. Deze verdrukking was ook al gezien door de profeet Daniël: Daniël 12:1 “Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk ter zijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe.”
Uit de verklaring van de “oudste” valt op te maken dat die periode dan aangebroken is. De grote verdrukking is de 3½ jarige tirannie van de twee beestmensen. Vanaf Openbaring 7 vers 15-17 wordt duidelijk gemaakt dat ze tijdens het duizendjarig rijk onder hoede van Jezus/Yeshua op aarde zullen wonen.
Ook Jesaja zegt daar wat over. Jesaja 65:20: “Daar zal niet langer een zuigeling zijn, die slechts weinige dagen leeft, noch een grijsaard, die zijn dagen niet voleindigt, want de jongeling zal als honderdjarige sterven, zelfs de zondaar zal eerst als honderdjarige door de vloek getroffen worden.”
De grote schare-dat is de bruid met een verheerlijkt lichaam die met Christus zullen regeren. Zij worden gezien als overwinnaars, met hun lange witte kleren en de palmtakken in hun handen wat in de Bijbel spreekt van de vreugde na het behalen van een overwinning. Ze worden getoond als bevrijd van honger, dorst, grote hitte en van tranen. Het koninkrijk dat komen gaat, het Messiaanse vrederijk zal een rustpunt worden voor de volkeren, een verademing voor allen die de Messias Jezus/Yeshua liefhebben.
De opstanding bij Jezus/Yeshua’ wederkomst. 1 Thessalonicenzen 4:13-14-15-16-17-18: “Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere (mensen) die geen hoop hebben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God zó hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen. Vermaant elkander dus met deze woorden.”
Als de grote schare onder de beschutting van de tent Gods komt, wil hiermee niet gezegd zijn dat deze schare, niets van alle ellende heeft meegekregen tijdens de heerschappij van de twee beesten. Ze worden echter zodanig door God beschermd dat de antichristelijke macht niets tegen ze kan ondernemen. De genoemde tent in Openbaring 7:16 moet de overdekking, de bescherming van God zijn, over de grote schare. Het lijkt op een afgebakend gebied waar de antichrist niet kan doordringen. Ze lijken onkwetsbaar gemaakt. Op het moment dat Johannes de schare ziet, is de grote verdrukking ten einde en dat betekend tevens het einde van de tirannie van de beide beesten.
Uit: Franklin ter Horst