De laatste jaarweek.
In het voorgaande hebben we gezien wat we moeten verwachten voor de huidige tijd, de eindtijd hoe de heerschappij van de antichrist, zijn strijd en nederlaag tegen Christus, zich zal afspelen. In de eindtijd zullen een aantal specifieke gebeurtenissen plaatshebben, die de Bijbel met name noemt. Voordat nu overgegaan wordt tot een bespreking van die gebeurtenissen en hun volgorde, heeft het zin om even stil te staan bij het tijdschema waaraan de geschiedenis van nu aan onderworpen wordt.
Het tijdperk waarin de antichrist regeren zal, de laatste jaarweek - straks zullen we zien waarom deze periode de laatste jaarweek genoemd moet worden - krijgt dan, tegen de achtergrond van de voorgeschiedenis, meer reliëf.
De geschiedenis van de mensheid is onderworpen aan een tijdschema, aan een door God opgesteld programma, een programma dat door de profeten reeds werd gezien. De geschiedenis van het oude verbondsvolk Israël vormt een duidelijke illustratie van de exactheid van dit tijdschema, het schema van Gods plan met de wereld.
Centraal in dit schema staat dat “zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen. Maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont (Exodus 20: 9, 10)”.
Deze ordening van zes dagen werk, op de zevende dag rust, vindt men overal terug. We hebben al gezien dat God een beschikking gegeven had omtrent het houden, iedere zeven jaar, van een sabbatsjaar (Leviticus 25: 3 -10). Gods plan met de wereld, vast verbonden met die indeling van zes en één, is zeer beslist: toen het volk Israël in de tijd van de koningen ophield het sabbatsjaar in acht te nemen, kwam daarop een correctie, in de vorm van de zeventigjarige ballingschap in Babylon. Zeventig jaar, waarin de „overgeslagen" sabbatsjaren weer werden ingehaald.
Om het woord des Heren, door Jeremia verkondigd, in vervulling te doen gaan: totdat het land zijn sabbatsjaren vergoed gekregen heeft. Al de dagen die het woest lag, heeft het gerust, om zeventig jaar vol te maken ( 2 Kron. 36: 21).
In het voorgaande hebben we gezien wat we moeten verwachten voor de huidige tijd, de eindtijd hoe de heerschappij van de antichrist, zijn strijd en nederlaag tegen Christus, zich zal afspelen. In de eindtijd zullen een aantal specifieke gebeurtenissen plaatshebben, die de Bijbel met name noemt. Voordat nu overgegaan wordt tot een bespreking van die gebeurtenissen en hun volgorde, heeft het zin om even stil te staan bij het tijdschema waaraan de geschiedenis van nu aan onderworpen wordt.
Het tijdperk waarin de antichrist regeren zal, de laatste jaarweek - straks zullen we zien waarom deze periode de laatste jaarweek genoemd moet worden - krijgt dan, tegen de achtergrond van de voorgeschiedenis, meer reliëf.
De geschiedenis van de mensheid is onderworpen aan een tijdschema, aan een door God opgesteld programma, een programma dat door de profeten reeds werd gezien. De geschiedenis van het oude verbondsvolk Israël vormt een duidelijke illustratie van de exactheid van dit tijdschema, het schema van Gods plan met de wereld.
Centraal in dit schema staat dat “zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen. Maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont (Exodus 20: 9, 10)”.
Deze ordening van zes dagen werk, op de zevende dag rust, vindt men overal terug. We hebben al gezien dat God een beschikking gegeven had omtrent het houden, iedere zeven jaar, van een sabbatsjaar (Leviticus 25: 3 -10). Gods plan met de wereld, vast verbonden met die indeling van zes en één, is zeer beslist: toen het volk Israël in de tijd van de koningen ophield het sabbatsjaar in acht te nemen, kwam daarop een correctie, in de vorm van de zeventigjarige ballingschap in Babylon. Zeventig jaar, waarin de „overgeslagen" sabbatsjaren weer werden ingehaald.
Om het woord des Heren, door Jeremia verkondigd, in vervulling te doen gaan: totdat het land zijn sabbatsjaren vergoed gekregen heeft. Al de dagen die het woest lag, heeft het gerust, om zeventig jaar vol te maken ( 2 Kron. 36: 21).
In Leviticus 25: 3-5 staat: “Zes jaar zult gij uw akker bezaaien en zes jaar zult gij uw wijngaard snoeien, en de opbrengst daarvan inzamelen. Maar in het zevende jaar zal het land een volkomen sabbat hebben, een sabbat voor de Here: uw akker zult gij niet bezaaien en uw wijngaard niet snoeien. Wat vanzelf opkomt van uw oogst, zult gij niet inoogsten en de druiven van uw ongesnoeide wijnstok zult gij niet inzamelen; het zal een jaar van rust voor het land zijn”.
(foto: ejbron.wordpress.com)
Het sabbatsjaar behoorde aan God toe, was als het ware het „jaar des Heren", zoals de sabbat de dag des Heren is. En Israëls koningen konden dit jaar wel voor zich opeisen, maar God nam daar geen genoegen mee. Dit jaar des Heeren had nog een veel grotere betekenis want het gaf een profetisch vergezicht op de grote dag des Heeren waar Jezus Koning zal zijn over de gehele aarde. (Zie Daniël 7 ; 13 en 14 en Zacharia 14 : 9)
In nog groter verband bestaat die indeling van zes en één: de geschiedenis kan eveneens worden ingedeeld in zesduizend jaar en éénmaal duizend jaar. Die zesduizend jaar vallen uiteen in een eerste periode van tweeduizend jaar, een tweede periode van tweeduizend jaar, de tijd van het oude volk Israël vanaf Abraham tot aan de komst van Jezus Christus, een derde periode van tweeduizend jaar, de tweeduizend jaar van het genadetijdperk.
Het is aan het einde van deze derde periode dat wij nu leven. Na deze zesduizend jaar van onrust, van oorlogvoering en onheil, zal er een duizendtal jaren van vrede en rust komen, het millennium des Heeren, het Duizendjarig Vrederijk onder de grote Koning Jezus Christus.
Het getal zeven is in de Goddelijke ordening zeer belangrijk. Dat is na het voorgaande wel duidelijk geworden. Maar ook elders blijkt dit steeds weer. Zeventig jaren duurde de ballingschap te Babylon. Dat was de reactie op het 7 x 70 = 490 jaren verzuimen van het sabbatsjaar.
Koning Salomo regeerde vanaf 1016 v Chr. in Jeruzalem over geheel Israël en de Jeruzalem. Onder koning Salomo is voor Israël het koninkrijk van vrede begonnen. Dit rijk was de tijd van vrede voor Israël, en zodoende was dit het schaduwbeeld van het toekomstig Duizendjarig Rijk waar wij nu snel naar toe leven.
Voor de koningentijd van Israël krijgen we dit beeld:
1016 v Chr. aanvang van Salomo's regering
bouw van de eerste tempel
599 v Chr. einde van Jojakims regering
586 v Chr. einde van de 13 ‘jammerjaren van Zedekia’
516 v Chr. einde 70-jarige ballingschap in Babel
bouw van de tweede tempel
waardoor dit alles, in aanmerking genomen dat het hier gaat om een grote tijdsruimte, en dat het hier betreft jaartallen van zeer lang geleden, wonderwel lijkt te kloppen.
Veel belangrijker nog dan voor de koningstijd is de tijdkring van 500 jaar, oftewel 70 jaarweken + 10 jubeljaren in de profetie van Daniël. De engel Gabriël onthulde aan deze profeet het volgende:
Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven (Dan. 9: 24).
(foto: ejbron.wordpress.com)
Het sabbatsjaar behoorde aan God toe, was als het ware het „jaar des Heren", zoals de sabbat de dag des Heren is. En Israëls koningen konden dit jaar wel voor zich opeisen, maar God nam daar geen genoegen mee. Dit jaar des Heeren had nog een veel grotere betekenis want het gaf een profetisch vergezicht op de grote dag des Heeren waar Jezus Koning zal zijn over de gehele aarde. (Zie Daniël 7 ; 13 en 14 en Zacharia 14 : 9)
In nog groter verband bestaat die indeling van zes en één: de geschiedenis kan eveneens worden ingedeeld in zesduizend jaar en éénmaal duizend jaar. Die zesduizend jaar vallen uiteen in een eerste periode van tweeduizend jaar, een tweede periode van tweeduizend jaar, de tijd van het oude volk Israël vanaf Abraham tot aan de komst van Jezus Christus, een derde periode van tweeduizend jaar, de tweeduizend jaar van het genadetijdperk.
Het is aan het einde van deze derde periode dat wij nu leven. Na deze zesduizend jaar van onrust, van oorlogvoering en onheil, zal er een duizendtal jaren van vrede en rust komen, het millennium des Heeren, het Duizendjarig Vrederijk onder de grote Koning Jezus Christus.
Het getal zeven is in de Goddelijke ordening zeer belangrijk. Dat is na het voorgaande wel duidelijk geworden. Maar ook elders blijkt dit steeds weer. Zeventig jaren duurde de ballingschap te Babylon. Dat was de reactie op het 7 x 70 = 490 jaren verzuimen van het sabbatsjaar.
Koning Salomo regeerde vanaf 1016 v Chr. in Jeruzalem over geheel Israël en de Jeruzalem. Onder koning Salomo is voor Israël het koninkrijk van vrede begonnen. Dit rijk was de tijd van vrede voor Israël, en zodoende was dit het schaduwbeeld van het toekomstig Duizendjarig Rijk waar wij nu snel naar toe leven.
Voor de koningentijd van Israël krijgen we dit beeld:
1016 v Chr. aanvang van Salomo's regering
bouw van de eerste tempel
599 v Chr. einde van Jojakims regering
586 v Chr. einde van de 13 ‘jammerjaren van Zedekia’
516 v Chr. einde 70-jarige ballingschap in Babel
bouw van de tweede tempel
waardoor dit alles, in aanmerking genomen dat het hier gaat om een grote tijdsruimte, en dat het hier betreft jaartallen van zeer lang geleden, wonderwel lijkt te kloppen.
Veel belangrijker nog dan voor de koningstijd is de tijdkring van 500 jaar, oftewel 70 jaarweken + 10 jubeljaren in de profetie van Daniël. De engel Gabriël onthulde aan deze profeet het volgende:
Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven (Dan. 9: 24).
God had in een visioen aan Daniël voorzegd dat na 70 jaarweken het volk Israël weer terug zou keren in hun land, omdat het land dan van haar ‘sabbatsrust’ was hersteld.
(foto: sfondidesktopgratis.net)
In deze profetie wordt het absoluut en volledig herstel van het oude volk in het vooruitzicht gesteld. Een heerlijk beeld, een waterval van zegeningen waaraan de gelovige zich verheugen kan.
Zeventig weken, staat er bij Daniël: bedoeld zijn natuurlijk jaarweken, dat wil zeggen dat het hier (weer) gaat om 70 x 7 = 490 jaar.
Het overgrote gedeelte van deze zeventig weken is allang voorbij. Alleen de laatste week, de laatste jaarweek moet nog komen. Waarom zal nog worden aangetoond. De laatste jaarweek komt dus nog, en dat zal binnenkort gebeuren: het is de tijd van zeven jaar waarin de antichrist op deze wereld tekeer zal gaan. Als we verder lezen bij Daniël:
Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden (Dan. 9: 25).
Zeven weken voor de herbouw van Jeruzalem, en daarna twee en zestig weken tot op de Messias de Vorst.
Jeruzalem ís herbouwd, onder leiding van de profeet Nehemia, men is het er vrij algemeen over eens dat deze herbouw in het jaar 445 v Chr. begonnen is.
Dit jaar 445 v Chr. is dan ook het jaar waarin de periode van „zeven weken en twee en zestig weken" begint.
Wanneer valt het einde van de negen en zestig jaarweken, waarvan Daniël 9:25 spreekt?
De profeet zegt het zelf:
En na de twee en zestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is (Dan. 9: 26a.
Dat einde is er op het moment dat de Messias Zijn intocht houdt en wordt „uitgeroeid", zoals het bij Daniël staat te lezen.
We weten dat Jezus drie en dertig jaar was toen Hij gekruisigd werd. De negen en zestig jaarweken van
Daniël 9 : 25 omvatten dus het tijdperk tussen het jaar 445 v C en het jaar 33 na Chr. Dit tijdperk beslaat 445 jaar vermeerderd met 33 jaar = 478 jaar. Wanneer we er rekening mee houden dat er bij het nuljaar een fout schijnt ingeslopen te zijn en we rekenen volgens Daniël, dan lijkt ook dit weer wonderwel te kloppen: negen en zestig jaarweken, dat is 69 x 7 jaar, vormen tezamen 483 jaren; slechts enkele jaren verschil dus, een geringe afwijking op een zó lange termijn.
Het kernpunt in de profetie van Daniël is dat er na de zeven en de twee en zestig jaarweken nog maar negen en zestig jaarweken voorbij zijn, terwijl er, zoals de engel Gabriël aan de profeet openbaarde, zeventig zouden komen. Dat de negen en zestig jaarweken waarover Daniël spreekt voorbij zijn, lijdt geen twijfel. We halen de woorden van de profeet zelf aan:
En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is (Dan. 9: 26).
(foto: sfondidesktopgratis.net)
In deze profetie wordt het absoluut en volledig herstel van het oude volk in het vooruitzicht gesteld. Een heerlijk beeld, een waterval van zegeningen waaraan de gelovige zich verheugen kan.
Zeventig weken, staat er bij Daniël: bedoeld zijn natuurlijk jaarweken, dat wil zeggen dat het hier (weer) gaat om 70 x 7 = 490 jaar.
Het overgrote gedeelte van deze zeventig weken is allang voorbij. Alleen de laatste week, de laatste jaarweek moet nog komen. Waarom zal nog worden aangetoond. De laatste jaarweek komt dus nog, en dat zal binnenkort gebeuren: het is de tijd van zeven jaar waarin de antichrist op deze wereld tekeer zal gaan. Als we verder lezen bij Daniël:
Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden (Dan. 9: 25).
Zeven weken voor de herbouw van Jeruzalem, en daarna twee en zestig weken tot op de Messias de Vorst.
Jeruzalem ís herbouwd, onder leiding van de profeet Nehemia, men is het er vrij algemeen over eens dat deze herbouw in het jaar 445 v Chr. begonnen is.
Dit jaar 445 v Chr. is dan ook het jaar waarin de periode van „zeven weken en twee en zestig weken" begint.
Wanneer valt het einde van de negen en zestig jaarweken, waarvan Daniël 9:25 spreekt?
De profeet zegt het zelf:
En na de twee en zestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is (Dan. 9: 26a.
Dat einde is er op het moment dat de Messias Zijn intocht houdt en wordt „uitgeroeid", zoals het bij Daniël staat te lezen.
We weten dat Jezus drie en dertig jaar was toen Hij gekruisigd werd. De negen en zestig jaarweken van
Daniël 9 : 25 omvatten dus het tijdperk tussen het jaar 445 v C en het jaar 33 na Chr. Dit tijdperk beslaat 445 jaar vermeerderd met 33 jaar = 478 jaar. Wanneer we er rekening mee houden dat er bij het nuljaar een fout schijnt ingeslopen te zijn en we rekenen volgens Daniël, dan lijkt ook dit weer wonderwel te kloppen: negen en zestig jaarweken, dat is 69 x 7 jaar, vormen tezamen 483 jaren; slechts enkele jaren verschil dus, een geringe afwijking op een zó lange termijn.
Het kernpunt in de profetie van Daniël is dat er na de zeven en de twee en zestig jaarweken nog maar negen en zestig jaarweken voorbij zijn, terwijl er, zoals de engel Gabriël aan de profeet openbaarde, zeventig zouden komen. Dat de negen en zestig jaarweken waarover Daniël spreekt voorbij zijn, lijdt geen twijfel. We halen de woorden van de profeet zelf aan:
En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is (Dan. 9: 26).
In het visioen ‘zag’ Daniël dat na de tweeënzestig weken een gezalfde zou worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem zou zijn. Wij weten dat dit Jezus Christus zou zijn, die voor de zonden van de hele mensheid aan het kruis stierf, MAAR gelukkig opstond uit de dood om Zijn heilige roeping in de hemelse tempel zijn priesterdienst voor de gelovige aan te vangen.
(afb. areyouready.punt.nl/category/.../waar-is-het-christelijk-geloof-op-gefundeerd)
Dit vers handelt duidelijk over het lijden en sterven van de Here Jezus Christus, en over de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen in het jaar 70, de Romeinen, het „volk ven een vorst".
Negen en zestig jaarweken zijn er geweest, van de zeventig. Maar de laatste jaarweek moet nog komen. De laatste jaarweek, de tijd van de antichrist. De tijd ook die voorafgaat aan het koninkrijk van Jezus Christus. Een treffende parallel valt hier te trekken: David, de grote koning van het oude Israël, regeerde zeven jaar te Hebron, na deze zeven jaar werd hij koning te Jeruzalem. Koning David, Jezus Christus, trekt Jeruzalem binnen om zeven dagen te lijden en te sterven. Voor David waren er zeven jaren van wachten en vervolgens drie en dertig jaar heersen te Jeruzalem.
Straks zullen er voor Messias (en de Vorst) zeven jaren van wachten zijn, de laatste jaarweek, en daarna duizend jaren van triomf.
Een zeer belangrijk punt is dat in de hele geschiedenis, maar vooral ook in de laatste jaarweek, Israël centraal staat. De laatste jaarweek wordt dan in de Bijbel ook wel genoemd de „dag van Jacobs benauwdheid. De „dag" waarin de antichrist regeren zal.
En in het laatst van hun koningschap, als de boosdoeners de maat hebben volgemaakt, zal er een koning opstaan, hard van aangezicht en bedreven in listen (Dan. 8: 23).
“Wanneer de boosdoeners de maat hebben vol gemaakt" en Gods maat vol is, dan zien we dat de wereld zich vandaag ontwikkeld volgens de klok van Gods tijd. Men denke aan de jonge staat Israël van onze dagen die dreigt te verdrinken in een internationaal isolement en in grote nood is. En dan, in die jaarweek, zal de „koning hard van aangezicht en bedreven in listen", de antichrist, opstaan.
Wat gebeurt er in de laatste jaarweek.
Wat zal er precies gebeuren op het tijdstip dat we nu zo dicht genaderd zijn, een vraag waarop het antwoord maar op één plaats te vinden is, namelijk in de Bijhel. Maar dat is dan ook een duidelijk en afdoend antwoord.
Over niet al te lange tijd zal het tijdperk waarin we nu nog in leven, het genadetijdperk, worden beëindigd.
Tweeduizend jaar geleden kwam Jezus Christus. De tweeduizend jaar die op Zijn geboorte gevolgd zijn, vormen het tijdperk van de christelijke Gemeente. De Gemeente, dat is de grote groep wereldwijde volgelingen van Jezus Christus. Dit tijdperk loopt thans bijna ten einde, het zal worden afgesloten met de opname van de Gemeente.
De apostel Paulus zegt hierover:
Want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen (2 Thess. 4: 16, 17).
(afb. areyouready.punt.nl/category/.../waar-is-het-christelijk-geloof-op-gefundeerd)
Dit vers handelt duidelijk over het lijden en sterven van de Here Jezus Christus, en over de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen in het jaar 70, de Romeinen, het „volk ven een vorst".
Negen en zestig jaarweken zijn er geweest, van de zeventig. Maar de laatste jaarweek moet nog komen. De laatste jaarweek, de tijd van de antichrist. De tijd ook die voorafgaat aan het koninkrijk van Jezus Christus. Een treffende parallel valt hier te trekken: David, de grote koning van het oude Israël, regeerde zeven jaar te Hebron, na deze zeven jaar werd hij koning te Jeruzalem. Koning David, Jezus Christus, trekt Jeruzalem binnen om zeven dagen te lijden en te sterven. Voor David waren er zeven jaren van wachten en vervolgens drie en dertig jaar heersen te Jeruzalem.
Straks zullen er voor Messias (en de Vorst) zeven jaren van wachten zijn, de laatste jaarweek, en daarna duizend jaren van triomf.
Een zeer belangrijk punt is dat in de hele geschiedenis, maar vooral ook in de laatste jaarweek, Israël centraal staat. De laatste jaarweek wordt dan in de Bijbel ook wel genoemd de „dag van Jacobs benauwdheid. De „dag" waarin de antichrist regeren zal.
En in het laatst van hun koningschap, als de boosdoeners de maat hebben volgemaakt, zal er een koning opstaan, hard van aangezicht en bedreven in listen (Dan. 8: 23).
“Wanneer de boosdoeners de maat hebben vol gemaakt" en Gods maat vol is, dan zien we dat de wereld zich vandaag ontwikkeld volgens de klok van Gods tijd. Men denke aan de jonge staat Israël van onze dagen die dreigt te verdrinken in een internationaal isolement en in grote nood is. En dan, in die jaarweek, zal de „koning hard van aangezicht en bedreven in listen", de antichrist, opstaan.
Wat gebeurt er in de laatste jaarweek.
Wat zal er precies gebeuren op het tijdstip dat we nu zo dicht genaderd zijn, een vraag waarop het antwoord maar op één plaats te vinden is, namelijk in de Bijhel. Maar dat is dan ook een duidelijk en afdoend antwoord.
Over niet al te lange tijd zal het tijdperk waarin we nu nog in leven, het genadetijdperk, worden beëindigd.
Tweeduizend jaar geleden kwam Jezus Christus. De tweeduizend jaar die op Zijn geboorte gevolgd zijn, vormen het tijdperk van de christelijke Gemeente. De Gemeente, dat is de grote groep wereldwijde volgelingen van Jezus Christus. Dit tijdperk loopt thans bijna ten einde, het zal worden afgesloten met de opname van de Gemeente.
De apostel Paulus zegt hierover:
Want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen (2 Thess. 4: 16, 17).
Want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen.
afb.: www.herbertmbchurch.com/what-we-believe)
En:
Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden (1 Cor. 15: 51, 52).
Het is van belang in het oog te houden dat vóór het grote oordeel komt, de christelijke Gemeente zal worden weggerukt.
Tegelijk met de opname der Gemeente zullen enkele andere dingen plaatshebben aan het eind van het genadetijdperk.
De strijd in de hemel.
Allereerst zal satan uit de hemel worden nedergeworpen. We lezen dit. in de Openbaring van Johannes:
En er kwam oorlog in de hemel; Michael en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak; ook de draak en zijn engelen voerden oorlog, maar hij kon geen standhouden, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. En de grote draak werd (op de aarde) geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem (Openb. 12: 7-9).
Satan, de antivader, de grote tegenpool van God, wordt uit de hemel op aarde geworpen. Maar dan is het nog niet afgelopen met hem. Want op aarde gebeurt dan vervolgens iets anders. We lezen in de laatste zin van Openbaring 12:
.. en hij bleef staan op het zand der zee (Openb.12: 18).
(N.B. In de oude vertaling vindt men: „En ik stond op het zand der zee." De meerderheid van de Bijbelvertalers is van oordeel dat deze vertaling onjuist is. Beide opvattingen zijn echter goed.
Satan bleef staan op het zand der zee. De apostel Johannes zag dit in zijn visioen. En hij zag tevens wat er gebeurde, toen satan op het zand der zee stond:
En ik zag uit de zee een beest opkomen met tien horens en zeven koppen; en op zijn horens tien kronen en op zijn koppen namen van godslastering (Openb. 13: 1).
Op dit moment verschijnt de antichrist ten tonele: hij komt op uit de zee. En het is op het zand der zee dat antichrist van satan zijn macht krijgt:
En het beest, dat ik zag, was een luipaard gelijk, en zijn poten als van een beer en zijn muil als de muil van een leeuw. En de draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht (Openb. 13: 2).
afb.: www.herbertmbchurch.com/what-we-believe)
En:
Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden (1 Cor. 15: 51, 52).
Het is van belang in het oog te houden dat vóór het grote oordeel komt, de christelijke Gemeente zal worden weggerukt.
Tegelijk met de opname der Gemeente zullen enkele andere dingen plaatshebben aan het eind van het genadetijdperk.
De strijd in de hemel.
Allereerst zal satan uit de hemel worden nedergeworpen. We lezen dit. in de Openbaring van Johannes:
En er kwam oorlog in de hemel; Michael en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak; ook de draak en zijn engelen voerden oorlog, maar hij kon geen standhouden, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. En de grote draak werd (op de aarde) geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem (Openb. 12: 7-9).
Satan, de antivader, de grote tegenpool van God, wordt uit de hemel op aarde geworpen. Maar dan is het nog niet afgelopen met hem. Want op aarde gebeurt dan vervolgens iets anders. We lezen in de laatste zin van Openbaring 12:
.. en hij bleef staan op het zand der zee (Openb.12: 18).
(N.B. In de oude vertaling vindt men: „En ik stond op het zand der zee." De meerderheid van de Bijbelvertalers is van oordeel dat deze vertaling onjuist is. Beide opvattingen zijn echter goed.
Satan bleef staan op het zand der zee. De apostel Johannes zag dit in zijn visioen. En hij zag tevens wat er gebeurde, toen satan op het zand der zee stond:
En ik zag uit de zee een beest opkomen met tien horens en zeven koppen; en op zijn horens tien kronen en op zijn koppen namen van godslastering (Openb. 13: 1).
Op dit moment verschijnt de antichrist ten tonele: hij komt op uit de zee. En het is op het zand der zee dat antichrist van satan zijn macht krijgt:
En het beest, dat ik zag, was een luipaard gelijk, en zijn poten als van een beer en zijn muil als de muil van een leeuw. En de draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht (Openb. 13: 2).
En het beest, dat ik zag, was een luipaard gelijk, en zijn poten als van een beer en zijn muil als de muil van een leeuw. En de draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht.
(afb.: www.4truth.ca/know-your-bible/lesson)
De antichrist komt op uit de zee. Veel is hierover gefilosofeerd, wat men daaronder zou moeten verstaan, de „zee". Velen meenden dat hiermee de „mensenzee", de „zee der volkeren" bedoeld zou zijn.
Maar de tekst van Openbaring van Johannes maakt deze visie al onwaarschijnlijk. Er staat immers dat satan stond op het zand der zee, en dat de antichrist uit diezelfde zee opkwam. En, als de „zee" de „mensenzee" is, wat is dan het „zand der zee"? Het is veel logischer om te denken aan een wérkelijke zee.
En in verband hiermee moet de aandacht worden gevestigd op een andere gebeurtenis, die eveneens aan het einde van het genadetijdperk zal plaatshebben.
De vijgenboom en al de bomen.
In oude tijden, toen het land Israël door het Joodse volk werd bewoond, kende het land uiteraard vijanden: dat waren de volken uit de omringende landen, zoals Egypte en Syrië. Met de Diaspora, de verstrooiing van het Joodse volk, verdwenen ook deze vijanden, hielden zij althans op vijanden van Israël te zijn. Want het land, de natie waarvan zij de vijanden geweest waren, bestond niet meer (Daniël 8 : 9 - 12). In de tweeduizend jaar van het genadetijdperk zijn het de volken van het westen geweest, de christelijke volken vooral, die de vijanden waren van het volk Israël. Maar, met het herstel van Israël, dat recentelijk zijn beslag heeft gekregen, zijn ook de oude vijanden weer terug. We zien dat het land vandaag de dag weer door zijn oude vijanden is omringd: Egypte, Jordanië, Syrië (Daniël8 : 23a). Over de vijanden van Israël in het Midden-Oosten zal op het einde van het tijdperk waarin we nu leven een oordeel komen. De Heilige Schrift licht ons hierover in. Wij lezen bij de profeet Jesaja:
En Ik zal Egypte overgeven in de macht van een hardvochtig heer, en een gestreng koning zal daarover heersen, luidt het woord van de Here, de Here der heerscharen. Dan zal het water uit de zee verdrogen en de rivier zal drooglopen en opdrogen, zodat de rivieren stinken, de Nijlarmen van Egypte leeglopen en droog worden, riet en biezen verwelken (Jes. 19: 4-6).
Men ziet hier het oordeel voorspeld over de vijanden rondom Israël, in het bijzonder Egypte. En niet alleen Jesaja spreekt hierover, ook Ezechiël profeteert over Egypte's ondergang, het hele hoofdstuk 32 is eraan gewijd.
Een enorme gebeurtenis staat het Midden-Oosten te wachten, we leiden dat af uit wat Jesaja zegt. De wateren van de zee zullen vergaan, en de rivier, dat is de Nijl, zal verdrogen. Een vreselijk beeld! De Middellandse Zee zal verdrogen, en het water van de rivier de Nijl, deze bron van alle leven in het land Egypte, zal verdwijnen, waardoor ook de machtige Assoeandam zal geen functie meer hebben. Tevens zal het Suezkanaal droogvallen.
En de aarde kwam de vrouw te hulp en de aarde opende haar mond en verzwolg de stroom, die de draak uit zijn bek had geworpen (Openb. 12: 16).
(afb.: www.4truth.ca/know-your-bible/lesson)
De antichrist komt op uit de zee. Veel is hierover gefilosofeerd, wat men daaronder zou moeten verstaan, de „zee". Velen meenden dat hiermee de „mensenzee", de „zee der volkeren" bedoeld zou zijn.
Maar de tekst van Openbaring van Johannes maakt deze visie al onwaarschijnlijk. Er staat immers dat satan stond op het zand der zee, en dat de antichrist uit diezelfde zee opkwam. En, als de „zee" de „mensenzee" is, wat is dan het „zand der zee"? Het is veel logischer om te denken aan een wérkelijke zee.
En in verband hiermee moet de aandacht worden gevestigd op een andere gebeurtenis, die eveneens aan het einde van het genadetijdperk zal plaatshebben.
De vijgenboom en al de bomen.
In oude tijden, toen het land Israël door het Joodse volk werd bewoond, kende het land uiteraard vijanden: dat waren de volken uit de omringende landen, zoals Egypte en Syrië. Met de Diaspora, de verstrooiing van het Joodse volk, verdwenen ook deze vijanden, hielden zij althans op vijanden van Israël te zijn. Want het land, de natie waarvan zij de vijanden geweest waren, bestond niet meer (Daniël 8 : 9 - 12). In de tweeduizend jaar van het genadetijdperk zijn het de volken van het westen geweest, de christelijke volken vooral, die de vijanden waren van het volk Israël. Maar, met het herstel van Israël, dat recentelijk zijn beslag heeft gekregen, zijn ook de oude vijanden weer terug. We zien dat het land vandaag de dag weer door zijn oude vijanden is omringd: Egypte, Jordanië, Syrië (Daniël8 : 23a). Over de vijanden van Israël in het Midden-Oosten zal op het einde van het tijdperk waarin we nu leven een oordeel komen. De Heilige Schrift licht ons hierover in. Wij lezen bij de profeet Jesaja:
En Ik zal Egypte overgeven in de macht van een hardvochtig heer, en een gestreng koning zal daarover heersen, luidt het woord van de Here, de Here der heerscharen. Dan zal het water uit de zee verdrogen en de rivier zal drooglopen en opdrogen, zodat de rivieren stinken, de Nijlarmen van Egypte leeglopen en droog worden, riet en biezen verwelken (Jes. 19: 4-6).
Men ziet hier het oordeel voorspeld over de vijanden rondom Israël, in het bijzonder Egypte. En niet alleen Jesaja spreekt hierover, ook Ezechiël profeteert over Egypte's ondergang, het hele hoofdstuk 32 is eraan gewijd.
Een enorme gebeurtenis staat het Midden-Oosten te wachten, we leiden dat af uit wat Jesaja zegt. De wateren van de zee zullen vergaan, en de rivier, dat is de Nijl, zal verdrogen. Een vreselijk beeld! De Middellandse Zee zal verdrogen, en het water van de rivier de Nijl, deze bron van alle leven in het land Egypte, zal verdwijnen, waardoor ook de machtige Assoeandam zal geen functie meer hebben. Tevens zal het Suezkanaal droogvallen.
En de aarde kwam de vrouw te hulp en de aarde opende haar mond en verzwolg de stroom, die de draak uit zijn bek had geworpen (Openb. 12: 16).
Een enorme gebeurtenis staat het Midden-Oosten te wachten, we leiden het af uit wat Jesaja zegt. De wateren van de zee zullen vergaan, en de rivier, dat is de Nijl, zal verdrogen. Een vreselijk beeld! De Middellandse Zee zal verdrogen, en het water van de rivier de Nijl, deze bron van alle leven in het land Egypte, zal verdwijnen, waardoor ook de machtige Assoeandam geen functie meer zal hebben. Tevens zal het Suezkanaal droogvallen.
(afb.: www.bijbelaantekeningen.nl/blog/2010/11/19/egypte-bij-nacht)
Het oordeel over de eerste groep vijanden van Israël - die feitelijk de opvolgers zijn van de derde grote wereldmacht, het Grieks-Macedonische Rijk - zal vergezeld gaan van grote rampen.
Bij Ezechiël lezen we:
Wanneer Ik u uitblus, befloers Ik de hemel en verduister Ik de sterren, de zon overdek Ik met wolken, en de maan doet haar licht niet schijnen. Al de stralende lichten aan de hemel verduister Ik om uwentwil: duisternis breng Ik over uw land, luidt het woord van de Here Here (Ezech. 32: 7, 8).
Wanneer we lezen over de oordelen over de vijanden van Israël, dan zien we hoe volk voor volk genoemd wordt, zij vallen onder hetzelfde oordeel.
Belangrijk is bijvoorbeeld vers 26 uit hetzelfde hoofdstuk van Ezechiël:
Daar is Mesek-tubal met heel zijn menigte, zijn grafsteden rondom hem; zij allen, onbesneden, geveld door het zwaard. Voorwaar, zij hebben schrik voor zich verspreid in het land der levenden (Ezech. 32: 26).
Met Mesech wordt door Bijbeluitleggers unaniem Moskou (Rusland) bedoeld. Wat Ezechiël voorziet is dan ook het oordeel over Moskou, dat komen zal omdat dit land schrik gebracht heeft in Israël. Hoe waar dit laatste is, kunnen we iedere dag in de krant lezen.
Van Mesech en Tubal zegt de profeet verder nog:
De gevallenen onder de onbesnedenen liggen niet bij de helden, die in hun wapenrusting in het dodenrijk zijn neergedaald, wier zwaard men onder hun hoofd heeft gelegd en wier ongerechtigheden op hun gebeente liggen. Voorwaar, de schrik voor deze helden heerste in het land der levenden (Ezech. 32: 27).
Zij, de Russen, zij liggen niet met de helden. Op het eerste gezicht nogal vreemd. Maar toch begrijpelijk, wanneer men de huidige situatie in het Midden-Oosten in het oog houdt.
Rusland heeft, belust op macht, in de Middellandse Zee een ongehoord grote vloot opgebouwd. Het is, ook met al zijn slagkruisers en ander oorlogstuig, iedere dag opnieuw, een schrik voor de landen rondom. Rusland voorziet ook de vijanden van Israël ín het Midden-Oosten rijkelijk van wapens.
De zesdaagse oorlog heeft overigens bewezen hoe ondeugdelijk dit wapentuig was. De Russen zullen zich nu dan ook niet op het land wagen en zich hij Israëls vijanden aansluiten, zij blijven op zee. Zij wachten op de ondergang van alle strijdende partijen in het Midden-Oosten, zodat zij het hele gebied zonder al te veel moeite zullen kunnen veroveren.
Toch zal deze strategie van Russische zijde een andere uitkomst hebben dan wat ermee beoogd wordt. Door het uitdrogen van de Middellandse Zee zullen ook de Russen die daar in groten getale zijn, worden getroffen. Zij zullen dan ook niet liggen bij de verslagenen van het zwaard, maar op de drooggevallren zeebodem.
Dit is het eerste oordeel over Rusland. Na het 1000-jarig Vrederíjk komt een tweede oordeel, waarover Ezechiël 38 en 39 spreekt. (zie ook Openbaring 20 : 7 - 9).
(afb.: www.bijbelaantekeningen.nl/blog/2010/11/19/egypte-bij-nacht)
Het oordeel over de eerste groep vijanden van Israël - die feitelijk de opvolgers zijn van de derde grote wereldmacht, het Grieks-Macedonische Rijk - zal vergezeld gaan van grote rampen.
Bij Ezechiël lezen we:
Wanneer Ik u uitblus, befloers Ik de hemel en verduister Ik de sterren, de zon overdek Ik met wolken, en de maan doet haar licht niet schijnen. Al de stralende lichten aan de hemel verduister Ik om uwentwil: duisternis breng Ik over uw land, luidt het woord van de Here Here (Ezech. 32: 7, 8).
Wanneer we lezen over de oordelen over de vijanden van Israël, dan zien we hoe volk voor volk genoemd wordt, zij vallen onder hetzelfde oordeel.
Belangrijk is bijvoorbeeld vers 26 uit hetzelfde hoofdstuk van Ezechiël:
Daar is Mesek-tubal met heel zijn menigte, zijn grafsteden rondom hem; zij allen, onbesneden, geveld door het zwaard. Voorwaar, zij hebben schrik voor zich verspreid in het land der levenden (Ezech. 32: 26).
Met Mesech wordt door Bijbeluitleggers unaniem Moskou (Rusland) bedoeld. Wat Ezechiël voorziet is dan ook het oordeel over Moskou, dat komen zal omdat dit land schrik gebracht heeft in Israël. Hoe waar dit laatste is, kunnen we iedere dag in de krant lezen.
Van Mesech en Tubal zegt de profeet verder nog:
De gevallenen onder de onbesnedenen liggen niet bij de helden, die in hun wapenrusting in het dodenrijk zijn neergedaald, wier zwaard men onder hun hoofd heeft gelegd en wier ongerechtigheden op hun gebeente liggen. Voorwaar, de schrik voor deze helden heerste in het land der levenden (Ezech. 32: 27).
Zij, de Russen, zij liggen niet met de helden. Op het eerste gezicht nogal vreemd. Maar toch begrijpelijk, wanneer men de huidige situatie in het Midden-Oosten in het oog houdt.
Rusland heeft, belust op macht, in de Middellandse Zee een ongehoord grote vloot opgebouwd. Het is, ook met al zijn slagkruisers en ander oorlogstuig, iedere dag opnieuw, een schrik voor de landen rondom. Rusland voorziet ook de vijanden van Israël ín het Midden-Oosten rijkelijk van wapens.
De zesdaagse oorlog heeft overigens bewezen hoe ondeugdelijk dit wapentuig was. De Russen zullen zich nu dan ook niet op het land wagen en zich hij Israëls vijanden aansluiten, zij blijven op zee. Zij wachten op de ondergang van alle strijdende partijen in het Midden-Oosten, zodat zij het hele gebied zonder al te veel moeite zullen kunnen veroveren.
Toch zal deze strategie van Russische zijde een andere uitkomst hebben dan wat ermee beoogd wordt. Door het uitdrogen van de Middellandse Zee zullen ook de Russen die daar in groten getale zijn, worden getroffen. Zij zullen dan ook niet liggen bij de verslagenen van het zwaard, maar op de drooggevallren zeebodem.
Dit is het eerste oordeel over Rusland. Na het 1000-jarig Vrederíjk komt een tweede oordeel, waarover Ezechiël 38 en 39 spreekt. (zie ook Openbaring 20 : 7 - 9).
Volgens de profeet Ezechiël zullen door het uitdrogen van de Middellandse Zee de Russen die daar in groten getale aanwezig zijn met hun grote vloot van slagkruisers en ander materieel, worden getroffen. Zij zullen dan ook niet liggen bij de verslagenen van het zwaard op het land, maar op de drooggevallren zeebodem. De Russen zullen zich op de een of andere manier niet op het land wagen en zich hij Israëls vijanden aansluiten, zij blijven op zee en worden daar getroffen.
(foto: english.alarabiya.net/.../Russian-navy-ships-in-English)
Een ongelofelijke catastrofe zal in het Midden-Oosten plaats vinden. En dan, juist dan zal de antichrist komen. Dan, wanneer in de diepste ellende de behoefte aan een leider, aan een sterke man het grootst geworden is. Dan zal de antichrist komen, van het zand van de Middellandse Zee, en iedereen zal aan zijn voeten liggen, aan de voeten van deze „redder in de nood". De kritische zin van de mensen zal verloren zijn gegaan. Men valt in het stof voor het beest. Hoe zegt de profeet Johannes het:
En het beest, dat ik zag, was een luipaard gelijk, en zijn poten als van een beer en zijn muil als de muil van een leeuw. En de draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht (Openb. 13: 4).
De antichrist zal absoluut komen, en zijn heerschappij komt.
Ondanks alles is er toch nog toekomst.
Het is hier de plaats om nog enkele woorden aan de vijanden van Israël in het Midden-Oosten te wijden. We zouden ons wel bijzonder sterk vergissen wanneer we dachten dat deze volkeren door het oordeel dat ook over hen komen zal, helemaal zullen worden uitgeschakeld. Integendeel, God heeft juist ook met deze volken een heel bijzonder plan. We lezen dit bij de grote profeet Jesaja:
Te dien dage zal er een heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in Assur, en Egypte zal met Assur [de] [Here] dienen. Te dien dage zal Israel de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden der aarde. Omdat de Here der heerscharen het gezegend heeft met de woorden: Gezegend zij mijn volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en mijn erfdeel Israel (Jes. 19: 23-25).
(foto: english.alarabiya.net/.../Russian-navy-ships-in-English)
Een ongelofelijke catastrofe zal in het Midden-Oosten plaats vinden. En dan, juist dan zal de antichrist komen. Dan, wanneer in de diepste ellende de behoefte aan een leider, aan een sterke man het grootst geworden is. Dan zal de antichrist komen, van het zand van de Middellandse Zee, en iedereen zal aan zijn voeten liggen, aan de voeten van deze „redder in de nood". De kritische zin van de mensen zal verloren zijn gegaan. Men valt in het stof voor het beest. Hoe zegt de profeet Johannes het:
En het beest, dat ik zag, was een luipaard gelijk, en zijn poten als van een beer en zijn muil als de muil van een leeuw. En de draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht (Openb. 13: 4).
De antichrist zal absoluut komen, en zijn heerschappij komt.
Ondanks alles is er toch nog toekomst.
Het is hier de plaats om nog enkele woorden aan de vijanden van Israël in het Midden-Oosten te wijden. We zouden ons wel bijzonder sterk vergissen wanneer we dachten dat deze volkeren door het oordeel dat ook over hen komen zal, helemaal zullen worden uitgeschakeld. Integendeel, God heeft juist ook met deze volken een heel bijzonder plan. We lezen dit bij de grote profeet Jesaja:
Te dien dage zal er een heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in Assur, en Egypte zal met Assur [de] [Here] dienen. Te dien dage zal Israel de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden der aarde. Omdat de Here der heerscharen het gezegend heeft met de woorden: Gezegend zij mijn volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en mijn erfdeel Israel (Jes. 19: 23-25).
Te dien dage zal er een heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in Assur, en Egypte zal met Assur [de] [Here] dienen.
Of de Westerlingen, of de kinderen van Jafeth het nu begrijpen of niet, uit de profetie van Jesaja over de verre toekomst blijkt dat het zwaartepunt in de wereld weer zal komen te liggen bij de kinderen van Sem. Het heeft dan vaak geen zin wanneer de Westerlingen zich haatdragend opstellen tegenover de volken van het Midden-Oosten. Gods plan werkt door, en Hij zal deze volken op den duur zegenen.
(kaart: www.bloggen.be/robertdetelder/archief)
De haat tegen deze volken lijkt trouwens ook in belangrijke mate teweeg gebracht door de afgunst van de Westerse landen op de bijzonder rijke olievoorraad die zich in het Midden-Oosten bevindt.
God zal ze zegenen, Egyptenaars en Assyriërs. Maar ook de strijd die in onze tijd gestreden wordt om het bezit van het land dat door het oude volk van Israël bewoond is zal eindigen zoals God het heeft beschikt. Gods plan met Israël, met land en volk, gaat door, ook al is er nóg zoveel verzet van Arabische zijde. Het land behoort aan het volk van Israël, het herstel van Israël is geen onrecht, maar de vervulling van Gods plan. Alle volken die tijdens de diaspora bezit genomen hebben van het Beloofde Land hebben dit niet bestuurd op de wijze die God had bedoeld. Zij waren dit land niet waardig - en zij hadden er geen recht op. Na de verstrooiing van het volk van Juda door de Romeinen heeft het land in beklagenswaardige toestand verkeerd.
In niets leek het meer op het ,land van melk en honing’ van weleer, en toch zou het dat weer moeten worden. Want met de bekering van Israël, die komen zal, zal God tot zijn doel komen: Israël zal een lusthof in de wereld zijn.
Dit betekent allemaal niet dat we de Arabieren, in het bijzonder de Palestijnen, in de steek moeten laten, hun ondergang tegemoet moeten zien gaan. Maar zolang zij blijven vechten, en zij van haat ten opzichte van Gods volk blijven vervuld, is er met hen niet veel te beginnen. Wapens en raketten uit Iran vormen nooit een oplossing. De grootmachten van Europa hebben dat bewezen: waar zijn ze nu, de drie uitgerukte hoornen? Hun suprematie is volledig verloren gegaan. In een geforceerde eenheid trachten ze een klein beetje van de oude macht terug te winnen in de Europese Unie.
Wat moeten de Arabieren en de Palestijnen wel doen? Ieder die zijn Bijbel kent weet dat het belangrijkste in het leven is dat men zich toevertrouwt aan de hoede van Jezus Christus. En het is Gods uitdrukkelijke wil, dat alle mensen zalig worden.
De Bijbel getuigt daarvan:
Zou Ik een welgevallen hebben aan de dood van de goddeloze? luidt het woord van de Here Here. Niet veeleer hieraan, dat hij zich bekere van zijn wegen en leve? (Ezech. 18: 23).
Zeg tot hen: zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here Here, Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen. Want waarom zoudt gij sterven, huis Israëls? (Ezech. 33: 11)
De zegen van de liefde van Christus is voor alle volken van de gehele wereld. En aangezien het genadetijdperk nog niet is afgesloten, kunnen alle mensen van de hele wereld deze zegen nog deelachtig worden. Voor elk en iedereen heeft Jezus op Golgotha Zijn bloed gestort. Daarom staan ook Arabieren en Palestijnen niet met lege handen. Ook aan hen biedt Jezus het eeuwige leven aan.
Wie God ongehoorzaam, een eigen weg wil gaan, zal zijn graf vinden in Armageddon, daarheen geleid door de antichrist.
Maar: in het grote dieptepunt dat komen zal, zal Israël tot bekering komen, zal het roepen tot zijn Redder, tot het Lam Jezus Christus dat hun zonden aan het kruis verzoende. Israël zal de vrede meemaken, de unieke vrede die Jezus Christus alleen geven kan.
Of de Westerlingen, of de kinderen van Jafeth het nu begrijpen of niet, uit de profetie van Jesaja over de verre toekomst blijkt dat het zwaartepunt in de wereld weer zal komen te liggen bij de kinderen van Sem. Het heeft dan vaak geen zin wanneer de Westerlingen zich haatdragend opstellen tegenover de volken van het Midden-Oosten. Gods plan werkt door, en Hij zal deze volken op den duur zegenen.
(kaart: www.bloggen.be/robertdetelder/archief)
De haat tegen deze volken lijkt trouwens ook in belangrijke mate teweeg gebracht door de afgunst van de Westerse landen op de bijzonder rijke olievoorraad die zich in het Midden-Oosten bevindt.
God zal ze zegenen, Egyptenaars en Assyriërs. Maar ook de strijd die in onze tijd gestreden wordt om het bezit van het land dat door het oude volk van Israël bewoond is zal eindigen zoals God het heeft beschikt. Gods plan met Israël, met land en volk, gaat door, ook al is er nóg zoveel verzet van Arabische zijde. Het land behoort aan het volk van Israël, het herstel van Israël is geen onrecht, maar de vervulling van Gods plan. Alle volken die tijdens de diaspora bezit genomen hebben van het Beloofde Land hebben dit niet bestuurd op de wijze die God had bedoeld. Zij waren dit land niet waardig - en zij hadden er geen recht op. Na de verstrooiing van het volk van Juda door de Romeinen heeft het land in beklagenswaardige toestand verkeerd.
In niets leek het meer op het ,land van melk en honing’ van weleer, en toch zou het dat weer moeten worden. Want met de bekering van Israël, die komen zal, zal God tot zijn doel komen: Israël zal een lusthof in de wereld zijn.
Dit betekent allemaal niet dat we de Arabieren, in het bijzonder de Palestijnen, in de steek moeten laten, hun ondergang tegemoet moeten zien gaan. Maar zolang zij blijven vechten, en zij van haat ten opzichte van Gods volk blijven vervuld, is er met hen niet veel te beginnen. Wapens en raketten uit Iran vormen nooit een oplossing. De grootmachten van Europa hebben dat bewezen: waar zijn ze nu, de drie uitgerukte hoornen? Hun suprematie is volledig verloren gegaan. In een geforceerde eenheid trachten ze een klein beetje van de oude macht terug te winnen in de Europese Unie.
Wat moeten de Arabieren en de Palestijnen wel doen? Ieder die zijn Bijbel kent weet dat het belangrijkste in het leven is dat men zich toevertrouwt aan de hoede van Jezus Christus. En het is Gods uitdrukkelijke wil, dat alle mensen zalig worden.
De Bijbel getuigt daarvan:
Zou Ik een welgevallen hebben aan de dood van de goddeloze? luidt het woord van de Here Here. Niet veeleer hieraan, dat hij zich bekere van zijn wegen en leve? (Ezech. 18: 23).
Zeg tot hen: zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here Here, Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen. Want waarom zoudt gij sterven, huis Israëls? (Ezech. 33: 11)
De zegen van de liefde van Christus is voor alle volken van de gehele wereld. En aangezien het genadetijdperk nog niet is afgesloten, kunnen alle mensen van de hele wereld deze zegen nog deelachtig worden. Voor elk en iedereen heeft Jezus op Golgotha Zijn bloed gestort. Daarom staan ook Arabieren en Palestijnen niet met lege handen. Ook aan hen biedt Jezus het eeuwige leven aan.
Wie God ongehoorzaam, een eigen weg wil gaan, zal zijn graf vinden in Armageddon, daarheen geleid door de antichrist.
Maar: in het grote dieptepunt dat komen zal, zal Israël tot bekering komen, zal het roepen tot zijn Redder, tot het Lam Jezus Christus dat hun zonden aan het kruis verzoende. Israël zal de vrede meemaken, de unieke vrede die Jezus Christus alleen geven kan.
In het grote dieptepunt van de slag van Armageddon zal Israël tot bekering komen, zal het roepen tot zijn Redder, tot het Lam Jezus Christus dat hun zonden aan het kruis verzoende. Israël zal de vrede meemaken, de unieke vrede die Jezus Christus alleen geven kan als natie en individueel.
(afb.: www.calvarychapel.nl/mattheus/jezus-is-god)
(afb.: www.calvarychapel.nl/mattheus/jezus-is-god)