Israël vandaag extra – 25 februari 2018.
Jiddisch-Nederlands woordenboek online.
Jiddisch-Nederlands woordenboek online.
Met de publicatie van het online Jiddisch-Nederlands woordenboek is Nederland een bijzonder woordenboek rijker. Het Jiddisch-Nederlands woordenboek is het grootste Jiddische woordenboek sinds de verschijning van het Yiddish–English–Hebrew Dictionary van Alexander Harkavy in 1924.
De samensteller, Justus van de Kamp, is een niet-Joodse Nederlander die dertig jaar geleden besloot om een Jiddisch woordenboek te maken. Van de Kamp studeerde Geschiedenis van het Jodendom bij Prof. Rena Fuks-Mansveld aan de Universiteit van Amsterdam. De Jiddische woorden die hij tegenkwam, schreef hij in alfabetische volgorde in een schriftje. Toen dit vol was, stapte hij over op een computerprogramma: Einstein Writer. Maar op den duur was deze software verouderd en niet meer op een moderne computer te gebruiken. Om te voorkomen dat zijn levenswerk verloren zou gaan schakelde Van de Kamp database-specialisten in die zijn unieke lexicografische verzameling wisten over te zetten naar nieuwe software.
En zo ontstond het Jiddisch-Nederlandse woordenboek, waarvan een proefversie nu online is. Bij ieder woord is aangegeven waar minimaal één geschreven vindplaats is te vinden. Het is veel meer dan een woordenlijst. Er worden per woord verschillende betekenissen, vormen en spellingswijzen gegeven. Volgens Van de Kamp bevat zijn woordenboek meer religieuze begrippen, meer geografische aanduidingen en meer natuurwetenschappelijke woorden dan welk ander Jiddisch woordenboek ook.
Voorafgaand aan de presentatie van het woordenboek vond een symposium plaats in het Instituut voor Sociale Geschiedenis IISG in Amsterdam. Uniek daaraan is het feit dat de lezingen allemaal van begin tot einde in het Jiddisch werden gehouden.
Bij de presentatie van het woordenboek vertelde Van de Kamp dat hij het Jiddische woord voor het diertje wandelende tak – babele zweigele, had gevonden in een vroeg-twintigste-eeuws biologieboekje uit Warschau. De eerste decennia van de twintigste eeuw vormden de bloeitijd van de Jiddische lectuur en literatuur, zowel in Oost-Europa als in de Verenigde Staten. Maar het was ook de tijd van de slechte papierkwaliteit, die door verzuring wordt aangetast. Waardoor de bronnen letterlijk uit elkaar zijn gevallen, zegt Van de Kamp. Nog los van de menselijke verwoesting van het Oost-Europese Jodendom in de Sjoa en de verwoesting van hun schriftelijke bronnen die daarmee gepaard ging.
Dat er een Jiddisch-Nederlands Woordenboek is verschenen dat ook nog eens het grootste Jiddische woordenboek is, is te danken aan de gedrevenheid van Van de Kamp. In Nederland zelf wordt geen Jiddisch meer gesproken, maar wel in Antwerpen, dat ook in het Nederlands taalgebied ligt.
Het online woordenboek wordt steeds verder uitgebreid.
Bron: Hakehillot Nieuws (NIK)
Joodse specerijen wereldwijd, van A tot Z.
De samensteller, Justus van de Kamp, is een niet-Joodse Nederlander die dertig jaar geleden besloot om een Jiddisch woordenboek te maken. Van de Kamp studeerde Geschiedenis van het Jodendom bij Prof. Rena Fuks-Mansveld aan de Universiteit van Amsterdam. De Jiddische woorden die hij tegenkwam, schreef hij in alfabetische volgorde in een schriftje. Toen dit vol was, stapte hij over op een computerprogramma: Einstein Writer. Maar op den duur was deze software verouderd en niet meer op een moderne computer te gebruiken. Om te voorkomen dat zijn levenswerk verloren zou gaan schakelde Van de Kamp database-specialisten in die zijn unieke lexicografische verzameling wisten over te zetten naar nieuwe software.
En zo ontstond het Jiddisch-Nederlandse woordenboek, waarvan een proefversie nu online is. Bij ieder woord is aangegeven waar minimaal één geschreven vindplaats is te vinden. Het is veel meer dan een woordenlijst. Er worden per woord verschillende betekenissen, vormen en spellingswijzen gegeven. Volgens Van de Kamp bevat zijn woordenboek meer religieuze begrippen, meer geografische aanduidingen en meer natuurwetenschappelijke woorden dan welk ander Jiddisch woordenboek ook.
Voorafgaand aan de presentatie van het woordenboek vond een symposium plaats in het Instituut voor Sociale Geschiedenis IISG in Amsterdam. Uniek daaraan is het feit dat de lezingen allemaal van begin tot einde in het Jiddisch werden gehouden.
Bij de presentatie van het woordenboek vertelde Van de Kamp dat hij het Jiddische woord voor het diertje wandelende tak – babele zweigele, had gevonden in een vroeg-twintigste-eeuws biologieboekje uit Warschau. De eerste decennia van de twintigste eeuw vormden de bloeitijd van de Jiddische lectuur en literatuur, zowel in Oost-Europa als in de Verenigde Staten. Maar het was ook de tijd van de slechte papierkwaliteit, die door verzuring wordt aangetast. Waardoor de bronnen letterlijk uit elkaar zijn gevallen, zegt Van de Kamp. Nog los van de menselijke verwoesting van het Oost-Europese Jodendom in de Sjoa en de verwoesting van hun schriftelijke bronnen die daarmee gepaard ging.
Dat er een Jiddisch-Nederlands Woordenboek is verschenen dat ook nog eens het grootste Jiddische woordenboek is, is te danken aan de gedrevenheid van Van de Kamp. In Nederland zelf wordt geen Jiddisch meer gesproken, maar wel in Antwerpen, dat ook in het Nederlands taalgebied ligt.
Het online woordenboek wordt steeds verder uitgebreid.
Bron: Hakehillot Nieuws (NIK)
Joodse specerijen wereldwijd, van A tot Z.
De Joodse keuken is multicultureel en dat geldt ook voor de smaakmakers die Joden over de hele wereld gebruiken.
Joden en specerijen delen een lange geschiedenis. Geurige boombast, hars en wierook werden al in de Oudheid gebruikt. De Tora beschrijft hun gebruik in de eredienst in de tempel. Lekker ruikende specerijen werden in de traditie beschouwd als zuiverend en heilig. Dit is nog steeds terug te vinden bij de rituelen van de havdala (die het einde van de sjabbat markeren) en bij de bereiding van charoset (een zoete ‘specie’ die staat voor het cement dat de Joden gebruikten bij hun werk als slaven in Egypte) voor de seder van Pesach. Joden waren eeuwenlang actief als handelaren in specerijen, bijvoorbeeld op de bekende Zijderoute. Ook de Portugese Joden in Nederland hadden een belangrijk aandeel in de opkomst van de Nederlandse specerijenhandel.
Joodse specerijen wereldwijd.
Advieh.
Perzisch Joodse koks gebruiken een mengsel van kaneel, kardemom en rozenblaadjes om zowel hartige als zoete spijzen op smaak te brengen. Denk bij hartige gerechten aan pilav en stoofschotels en bij zoete aan rijstpudding, maar ook de al genoemde charoset. Sommige variaties bevatten ook gember, terwijl anderen voor de hartige schotels ook komijn en koriander gebruiken.
Baharat.
Baharat wordt overal in het Midden-Oosten gebruikt en is een specerijenmengsel dat van streek tot streek varieert, en zelfs van keuken tot keuken. Er zit meestal komijn in, zwarte peperkorrels, koriander, kaneel en gember. Om deze mix op te peppen en een persoonlijke draai te geven, worden onder andere kruidnagels, mint en sumak gebruikt. Baharat wordt meestal gebruikt om vlees, vis of kip mee in te wrijven, maar is ook een goede smaakversterker voor rijst en stevige soepen.
Berbere.
De Ethiopische keuken kan flink pittig zijn door het gebruik van zeer hete Afrikaanse pepers en andere specerijen. Andere specerijen die worden gebruikt variëren van chilipepers, kardemom, koriander, komijn, kaneel, fenegriek, kurkuma (in Nederland ook bekend als koenjit) en kruidnagels. Berbere wordt aan allerlei stoofschotels toegevoegd, zowel met vlees als vegetarisch.
Dille.
Veel typisch Asjkenazische gerechten, zoals kippensoep, augurken, knoedels en zalm, worden op smaak gebracht met dille. Soms gebruiken koks het groene kruid vers, maar vaak wordt het sterk smakende dillezaad gebruikt.
Dukkah.
De basis van deze Egyptische specerij wordt gevormd door geroosterde en gemalen noten (hazelnoten, pinda’s en pistachenoten) en sesamzaad. De noten worden meestal gecombineerd met geurige specerijen als komijn, koriander, ‘zwarte komijn’ en munt. Dukkah kan worden gebruikt als korstje voor vis of met eieren, maar wordt het meestal geserveerd met olijfolie als dip bij de pita of andere brood.
Harissa.
Deze ‘Marokkaanse sambal’ wordt in de Tunesische en Marokkaanse keuken gebruikt als zeer hete smaakmaker bij tajines, couscous-gerechten en stoofschotels. Het is in twee soorten verkrijgbaar, als pasta en als droge specerij. Chilipepers en knoflook vormen de basis van beide. Er zit ook vaak komijn, koriander en paprikapoeder door.
Hawaij (hartig).
Jemenitische Joden gebruiken dit mengsel van kurkuma, komijn, cardamom en zwarte peper als smaakmaker bij veel verschillende gerechten, waaronder gegrilde kip, vis, lam en rundvlees. De klassieke Jemenitische soep van kip of rund, marak temani geheten, wordt ook gekruid met hawaij. De soep dankt zijn gouden kleur aan de kurkuma.
Hawaij (koffie).
In Jemen wordt de koffie ook met hawaij opgepept, al is de mix hiervoor veel zoeter dan die voor de soep. Er zit kaneel, gember, kruidnagel, kardemom en soms kurkuma en zwarte peper in. Er wordt een snuifje van toegevoegd aan de gemalen koffie, voldoende om de hele pot geurig te maken.
Karwij.
Deze enigszins bittere specerij wordt vooral gebruikt bij het maken van een bepaald type roggebrood, in de Verenigde Staten ‘Jewish Rye’ geheten. Maar karwij – familie van de peterselie – kent ook andere toepassingen in de Asjkenazische keuken: het wordt gebruikt bij de bereiding van zuurkool en andere kool, soepen, aardappelgerechten en noedels.
Maanzaad.
Het nootachtige, blauw-zwarte maanzaad vind je overal in Midden-Europese zoetigheden, van zoete broodjes en cake tot Strudel en Hamantaschen. De vettige zaden worden ook gemalen en gemengd met eiernoedels, die zowel met suiker als hartig worden gegeten.
Paprikapoeder.
De Hongaars-Joodse keuken ontleent zijn typisch aardse smaak en roodachtige kleur aan paprikapoeder. De rode kleur van goelasj, cholent en gebraden kip in de Hongaars-Joodse keuken geeft de sjabbat-maaltijd een feestelijk karakter.
Ras el Hanout.
Letterlijk betekent dit ‘het beste uit de winkel'; het is een complexe Marokkaanse mix van de allerbeste specerijen. Er zijn zeer veel versies van, maar er zitten ten minste twaalf (en vaak meer) specerijen in, waaronder gember, kardemom, komijn, venkel, koriander, steranijs, peperkorrels en kurkuma. Het wordt gebruikt bij speciale gelegenheden om tajines en couscous-gerechten een speciale smaak te geven, of om vlees mee in te wrijven.
Za’atar.
De naam ‘za’atar’ verwijst zowel naar een vers kruid (wilde hysop) als naar een pittig, aards smakend mengsel dat wordt gemaakt met het gedroogde kruid en sumak, sesamzaad en zout. Zowel het kruid als het specerijenmengsel zijn populair in de Arabische keuken – en in Israël. Het mengsel wordt gegeten met salades, choemoes, pita. Daarnaast wordt het gebruikt om vis, kip en vlees mee in te wrijven.
Bron: Tablet Magazine
‘Geschiedenis van de Joden’ leest als roman.
In het tweede deel van zijn meesterwerk ‘De geschiedenis van de Joden: Erbij horen’ vertelt Simon Schama over de lotgevallen van de Joden in de periode tussen 1492 en 1900. Het uit drie delen bestaande werk werd bewerkt tot de BBC-documentaire ‘The Story of the Jews’. Schama werd eerder bekend door ‘Overvloed en onbehagen’, een nu al klassiek werk over Nederland in de zeventiende eeuw.
Schama is een meesterverteller. Hij laat de lezer de Joodse geschiedenis meebeleven aan de hand van verhalen over de levens van bekende en minder bekende Joden door de eeuwen heen. Hoogte- en dieptepunten wisselen elkaar af op een bijna wetmatige manier, beginnend bij de verdrijving van de Joden uit Spanje in 1492. Het is een periode van onzekerheid, ook voor Joden die zich gedwongen bekeerd hebben tot het christendom, want ook zij blijven verdacht in de ogen van de Inquisitie. Uiteindelijk komen ook veel van deze zogenaamde ‘conversos’ op de brandstapel terecht.
Andere Joden vluchtten naar veiliger oorden zoals Antwerpen, op dat moment een centrum van internationale handel en zeevaart. In de onrustige tijden die volgden, verspreidde de Sefardisch Joodse gemeenschap zich over vrijwel heel Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Vaak trokken zij van het ene naar het andere land omdat zij ineens niet meer welkom waren of omdat de Inquisitie hen ook in hun nieuwe woonplaats had ingehaald.
Het is niet verbazingwekkend dat onder deze omstandigheden her en der messiaanse verwachtingen ontstonden. Zo voorspelde de kabbalist Asjer Lämmlein Reutlingen in 1502 dat de masjiach binnen zes maanden zou komen als de Joden boete zouden doen voor hun zonden. Er werd gevast, maar de masjiach kwam niet… Er volgden vele andere voorspellingen en uiteindelijk meldde zich de valse masjiach, Sjabtai Tswi, in 1648.
Ondertussen probeerden Joden zich thuis te voelen in Engeland (waar zij verbannen waren en eigenlijk niet mochten wonen), Italië, de Republiek der Nederlanden, Turkije en andere landen, met wisselend succes. De Republiek der Nederlanden was in oorlog met de Spaanse koning, die het weerspannige, overwegend protestantse gewest onder de duim wilde krijgen. Mogelijk doordat Nederland en de Sefardische Joden een gemeenschappelijke vijand hadden, werden de laatsten – zeker in vergelijking met de situatie in andere landen – redelijk goed ontvangen.
Het verstrijken van de tijd zou niet zorgen voor meer stabiliteit voor Joden. Of het nu om Frankrijk tijdens en na de Verlichting gaat, of om Duitsland, Polen en zelfs de Verenigde Staten, overal steekt het antisemitisme zijn lelijke kop op. Als het economisch of politiek even tegenzit, zijn het steevast de Joden die het moeten ontgelden. In die zin is het een deprimerend boek, ondanks de vele voorbeelden van perioden waarin het wel goed ging.
Zo tegen het einde van de achttiende eeuw en gedurende de negentiende eeuw ontstaat een nieuwe variant van de aloude Jodenhaat: het ‘wetenschappelijke’, op verondersteld ‘ras’ gebaseerde biologische antisemitisme. Het ontstaat in Frankrijk, maar vindt al snel zijn weg naar Duitsland en Oostenrijk. De seculiere, geassimileerde Theodor Herzl ziet – terecht – de bui al hangen en wijdt een groot deel van zijn leven aan het proberen te overtuigen van zowel Joden als Europese en Turkse heersers dat een eigen land voor de Joden de enige juiste oplossing is voor alle partijen.
Helaas is de Nederlandse vertaling van dit prachtige werk zeer slordig. Zo worden de noachitische wetten verbasterd tot ‘noaïsche wetten'; Hebreeuwse termen worden verhaspeld; de lelijke en niet-bestaande term ‘joodsheid’ wordt gebruikt als vertaling van ‘Jewishness’ in plaats van (afhankelijk van de context) ‘Joods-zijn’ of ‘Joodse identiteit'; in het verhaal over Spinoza wordt gerept van ‘verbanning’ in plaats van ‘ban'; ook de vrijwel altijd gemaakte fout om ‘rabbi’ te schrijven in plaats van ‘rabbijn’ kom je veelvuldig tegen. Een nogal komische fout is het gebruik van ‘hervormd’ in plaats van ‘Reform’.
Dit laatste brengt deze lezer op een minpuntje in het overigens prachtige werk: Schama slaat de opkomst van het Reform-Jodendom in de negentiende eeuw in Duitsland over. Een onterechte omissie, vooral als je bedenkt dat inmiddels de meerderheid van de Joden wereldwijd aangesloten is bij een aan de Reform-beweging gelieerde synagoge.
Dat neemt niet weg dat dit boek een ‘must’ is voor wie geïnteresseerd is in Joodse geschiedenis. Doordat de overweldigende hoeveelheid informatie steeds verbonden wordt met persoonlijke verhalen, leest het boek als een roman. Helaas niet één om vrolijk van te worden.
Simon Schama: De geschiedenis van de Joden. Deel 2: Erbij horen – 1492 tot 1900, 880 blz. ISBN 978 90 450 2544 5. Uitgeverij Atlas Contact. Ook verkrijgbaar als e-book.
Via: jonet.nl