Israël vandaag - 21 februari 2018 extra - De verdwenen woonwijk van het Waterlooplein.
Poolse minister oppert ‘Polocaust-museum’.
Poolse minister oppert ‘Polocaust-museum’.
Na alle tumult over de omstreden aangenomen Poolse Holocaustwet komt de regering in Warschau met een nieuw idee: een Polocaust-museum. Volgens de Poolse onderminister Jaroslaw Sellin van Cultuur moet er een museum komen waarin het leed en de offers van de Polen tijdens de Tweede Wereldoorlog te zien zijn. Sellin oppert dit na de rel die is ontstaan door de aangenomen Poolse Holocaustwet, die het in Polen verbiedt om te zeggen dat de Polen zouden hebben bijgedragen aan de Sjoa. Echter, Poolse en niet-Poolse geschiedkundigen zijn het er breed over eens dat delen van de bevolking tussen 1939 en 1945 wel degelijk actief hebben meegeholpen om hun Joodse medeburgers te vernietigen.
“Ik denk dat het verhaal over het lot van de Polen tijdens de Tweede Wereldoorlog het verdient om verteld en getoond te worden op deze manier (in een museum, red.)…,” verklaart onderminister Sellin in de Poolse media. “Het volstaat om officiële Duitse documenten uit deze periode of Hitlers boek te lezen om te weten dat de Slavische volkeren, voornamelijk de Polen, het volgende doelwit waren na de Joden, die hij volledig wilde uitroeien in Europa.” Sellin is geïnspireerd geraakt door de uitlatingen van de Poolse schrijver Marek Kochan, die in een Pools dagbladen het idee opgebracht voor de komst van een zogenoemd Polocaust-museum. Het is vooralsnog onduidelijk of zo’n museum er ook echt komt. Wel is er al een Joods museum geopend. Dat won een Europese museumprijs.
Polen kreeg in de afgelopen maand wereldwijde kritiek, onder andere van Israël en de Verenigde Staten, omdat het een wet aannam die celstraffen oplegt aan wie beweert dat het land medeplichtig was aan de Sjoa. Zo is de term: “Poolse vernietigingskampen” nu bij wet in Polen verboden. Tijdens de bezetting van het Midden-Europese land werden circa drie miljoen Poolse Joden vermoord door de nazi’s. Dit is ongeveer de helft van alle Europese Joden die omkwamen tijdens de Sjoa. Hoewel de Poolse bevolking zeer te lijden had onder de bezetting, hielpen ook vele Polen de Duitsers een handje of waren zij actief betrokken bij het ombrengen van hun Joodse landgenoten.
Volgens de Poolse regeringspartij is de wet nodig om te garanderen dat de Polen erkend worden als slachtoffer en niet als dader. In het land heerst sinds 1945 een collectief slachtofferschap. De Polen hebben geleden en dat moet altijd uitgedragen en gekoesterd worden, zo is de gedachte. Deze slachtofferrol is intussen ook onderdeel geworden van de nationale Poolse identiteit. Indertijd beschouwden de nazi’s de Slavische volkeren als minderwaardig en werden veel Polen vermoord of kregen ze tijdens de Duitse bezetting dwangarbeid opgelegd, merkt de conservatieve regeringspartij Recht en Rechtvaardigheid (PiS) op. In 2015 behaalde PiS bij parlementsverkiezingen de absolute meerderheid. Sindsdien zijn er veel controversiële wetten aangenomen die de democratische rechtsstaat in Polen aantasten.
Uit: jonet.nl
De verdwenen woonwijk van het Waterlooplein.
‘In het Stadsarchief is vanaf 23 februari de tentoonstelling Rapenburgerstraat 1940-1945 te zien, over het lot van de vroegere bewoners van deze straat. De Rapenburgerstraat maakte deel uit van de oude Amsterdamse Jodenbuurt, het Waterlooplein was daar het middelpunt van. Op de plek waar nu de Stopera staat bevond zich ooit een complete woonwijk met een paar duizend inwoners. Eeuwenlang stonden hier woonhuizen, winkels, scholen en cafés.
Vlooienburg.
De geschiedenis van het huidige Waterlooplein begint rond 1600. Dan wordt het eiland Vlooienburg kunstmatig in de Amstel aangelegd, net buiten de Amsterdamse stadsmuren. Het is niet helemaal duidelijk waar de naam Vlooienburg vandaan komt, het meest waarschijnlijke is dat het komt van het woord vloeien, aangezien het eiland een uitbreiding van gebied was dat voorheen regelmatig door de Amstel “overvloeid” werd. Het eiland bestaat uit drie straten: de Lange Houtstraat, de Korte Houtstraat en de Zwanenburgerstraat. Dit nieuwe stukje Amsterdam en omringend gebied trekt met name Joodse migranten uit Portugal aan, maar ook beroemde kunstenaars zoals de Leidse schilder Rembrandt van Rijn.
Rembrandt en Spinoza.
Zoon van één van deze Portugese Joden is de later wereldberoemde filosoof Baruch Spinoza. Hij wordt in 1632 geboren op de plek waar tegenwoordig de Moses en Aäronkerk staat. In 1639 komt schilder Rembrandt in de buurt wonen aan de Breestraat 4, in het huidige Rembrandthuis. Het is dus goed mogelijk dat deze twee beroemdste Hollanders van de Gouden Eeuw elkaars paden hebben gekruist, ze woonden in ieder geval jarenlang tegelijkertijd in deze nieuwe buurt.
Er worden synagoges gebouwd, en de buurt krijgt een specifiek Joods karakter, zo is alles op zaterdag wegens sjabbat gesloten en op zondag open. Dit zorgt er mede voor dat de wijk voornamelijk Joodse bewoners krijgt en houdt. Ondanks het relatief gunstige en vrije klimaat voor de Joden – in het buitenland worden ze bruut vervolgd aangezien ze zich niet conformeren aan het christendom- is het Joden ook in Amsterdam verboden lid te worden van gilden, iets wat onontbeerlijk is om een beroep uit te oefenen. Alleen in de handel en het bankwezen is een gilde-lidmaatschap niet vereist; dit zijn dan ook de vakgebieden waarin de Joden zich noodgedwongen specialiseren.
Sommigen van hen excelleren hierin, worden rijk en verhuizen naar de omliggende Plantagebuurt of de nieuw aangelegde grachten. Maar de meesten verdienen een schamele boterham in de handel en zijn daardoor veroordeeld tot bittere armoede. De Jodenbuurt – zoals Vlooienburg en de aangrenzende eilanden Uilenburg, Rapenburg en Marken al snel wordt genoemd – is synoniem aan armzalige huisjes, grote gezinnen, slechte hygiëne en verkrotting. Er wonen een paar duizend mensen op het kleine eiland, gezinnen van vijf personen op niet meer dan 25 vierkante meter woonruimte zijn geen uitzondering.
Schrijver Julius van Bergen beschrijft in 1872 de buurt als volgt:
“De bekende Hollandsche zindelijkheid is daar geheel onbekend. Verschillende soorten van walgelijk ongedierte, ondragelijke stank van allerlei smetstoffen, liederlijke vuilheid, die op vloeren, muren, zolders, vensters, huisraad, kortom, op alles geplakt en gekorst is, wat u omringt, zijn daar gewone verschijnselen. Muf en half verrot stroo, op zolder of vliering neergesmeten (stroozakken zijn meerendeels eene ongekende weelde), dient tot legerstede voor drie of vier familiën, die hetzelfde huis bewonen. Dáár, onder het vergane dak, dat bij regenbuien het water een bijna vrijen doortogt laat, dáár liggen ouders en kinderen dooreen. Op verschil van leeftijd en sekse wordt niet gezien, evenmin als op de daarnevens liggende buren. Gezonden en zieken zijn naast elkander gehurkt, en ademen in die afzigtelijke slaapplaatsen des zomers een heeten dampkring in, schoon men getracht heeft zich te verluchten, door het lorrengewaad af te schudden en geheel naakt te liggen.”
De buurt is een kleine gesloten gemeenschap waar iedereen elkaar kent. Er wordt onderling geroddeld, ruzie gemaakt, getrouwd, feest gevierd, begraven en gerouwd. Niet alleen Joden zoeken en vinden geloofsvrijheid op het Waterlooplein, er wonen ook veel katholieken die niet openlijk hun geloof mogen belijden. Zij houden er een aantal schuilkerken op na die in 1841 resulteren in de bouw van de gezichtsbepalende Mozes en Aäronkerk.
Waterloopleinmarkt
In 1882 worden de Houtgracht en de Leprozengracht gedempt, daardoor ontstaat het huidige Waterlooplein. De handelaren, die tot dat moment in de omgeving van de Jodenbreestraat hun waren verkochten, verplaatsen zich naar dit plein, dit is het begin van de Waterloopleinmarkt zoals we die nu kennen.
De laatste Joodse bewoners.
Historica Wally de Lang beschrijft in haar boek Waterlooplein, de laatste Joodse bewoners van de nummers 64-78 de levensgeschiedenissen van de gezinnen die rond 1940 in acht panden op het Waterlooplein tegenover de Mozes en Aäronkerk woonden. In de huizen wonen 26 gezinnen van in totaal 114 personen. De meeste gezinnen wonen op een halve etage van rond de veertig vierkante meter. Nadat de Duitsers in mei 1940 Nederland binnen zijn gevallen worden de Joden door allerlei maatregelen stelselmatig uit de maatschappij verbannen, ze mogen niet meer met het openbaar vervoer, hun geld mogen ze nog maar op één bepaalde bank zetten waar ze maar een beperkt bedrag per maand van mogen opnemen. In 1942 gaan de Duitsers over tot het oppakken en wegvoeren van alle Nederlandse Joden. Ze gaan ‘s avonds huizen langs, en met behulp van Amsterdamse politiemannen worden hele gezinnen opgepakt en op de trein gezet naar Westerbork, vanwaar het vaak direct doorgaat naar Auschwitz. Van de 114 Waterloopleinbewoners uit Wally de Langs boek overleven er slechts tien de oorlog. Als zij terugkeren van de kampen treffen ze hun huizen geplunderd en leeggeroofd aan: buurtbewoners hebben de houten vloeren, deuren en kozijnen verbruikt als brandhout om de ijzige hongerwinter door te komen.
Stopera.
Na de oorlog is de buurt een verlaten spookstad met een loodzwaar verleden. Van de 77.000 Joodse Amsterdammers keren er maar 10.000 terug, van de oude Jodenbuurt is niets meer over. Besloten wordt om wat er nog resteert van de buurt – ongeveer de helft van de huizen is in deplorabele staat – te slopen, ook om de bouw van de nieuwe metrolijn te vergemakkelijken.
In 1954 besluit de gemeenteraad dat het Waterlooplein de plek wordt van het nieuwe gemeentehuis. Dat zit op dat moment nog aan de Oudezijds Voorburgwal waar nu Hotel The Grand is. Het plan voor een stadhuis met opera – Stopera – stuit op veel weerstand. Met name het ontwerp van de architecten Wilhem Holzbauer en Cees Dam, de hoge kosten – 230 miljoen gulden – maar ook deze invulling van de beladen locatie zorgen voor veel protest. Onder politiebegeleiding beginnen in 1982 de bouwwerkzaamheden. In 1986 wordt het nieuwe stadhuis inclusief opera opgeleverd. Van de oude Jodenbuurt is niet veel meer terug te vinden, op een aantal kleine details na.’
Bron: Amsterdam.nl
Uit: jonet.nl
Belangrijke getuige opgestaan in corruptiezaak tegen Netanyahu.
Justitie in Israël heeft een belangrijke getuige gevonden in een corruptiezaak tegen premier Benjamin Netanyahu. Het gaat om Schlomo Filber, voormalig vertrouweling van Netanyahu en de ex-chef van het ministerie van Communicatie.
Volgens Israëlische media heeft Filber een deal met justitie gesloten waarmee hij zelf strafvervolging voorkomt. Hij werd zondag samen met enkele andere verdachten van onder meer corruptie aangehouden.
De Israëlische politie verklaarde afgelopen week voldoende redenen te zien om Netanyahu aan te klagen voor twee gevallen van omkoping.
Netanyahu en zijn echtgenote Sara zouden van een bevriende, Israëlische filmproducent in Hollywood, Aron Milchan, cadeaus hebben gekregen. Het zou gaan om sigaren, juwelen, kleding en champagne met een waarde van bijna een kwart miljoen euro.
Overeenkomst.
'Zaak 2000' behelst een overeenkomst die Netanyahu wilde sluiten met Arnon Mozes, de uitgever van het Israëlische dagblad Yedioth Ahronoth. In ruil voor positieve berichtgeving zou de premier de concurrerende gratis krant Israel Hayom benadelen.
Netanyahu, die alle aantijgingen ontkent, is sinds de affaire ruim een jaar ging spelen verscheidene keren verhoord als verdachte in deze twee zaken. Met de informatie kan de politie alleen een aanbeveling doen. De procureur-generaal moet beslissen of de premier in staat van beschuldiging wordt gesteld.
Door: ANP
Uit: nu.nl