Gods verborgenheid openbaar: het nieuwe verbond!
Alle eeuwen door reeds is er voor alle mensen een verborgen omgang met God mogelijk geweest. Psalm 25 heeft het daarover.
Dit is een heilgeheim wat alleen persoonlijk beleefd kan worden. Het is niet tastbaar of zichtbaar wat een mens aldus beleeft, dit is voor de wereld verborgen. Nu maken vele gelovigen hier echter een grote fout, want bekering en wedergeboorte is niet de volle raad Gods alsof het alleen gaat om onze persoonlijke verlossing. (Colossensen 1 :26,27)
Dit mogen we slechts een onderdeel noemen. Indien een mens door het geloof in de Heere Jezus Christus de verborgen omgang met God ervaren en beleefd heeft kan deze mens nooit spreken van de ‘volle raad Gods’, want het is een klein begin van een grote zaak maar wel van grote betekenis. Wij kunnen met heel ons hart geloven dat wij door het lijden van Jezus zijn vrijgekocht en verlost. Het is inderdaad Gods ondoorgrondelijke genade dat een ieder die gelooft in Jezus Christus zalig zal worden zoals Johannes het zegt:
“En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe “ (Joh. 3: 13 en 14).
Dit is een heilgeheim wat alleen persoonlijk beleefd kan worden. Het is niet tastbaar of zichtbaar wat een mens aldus beleeft, dit is voor de wereld verborgen. Nu maken vele gelovigen hier echter een grote fout, want bekering en wedergeboorte is niet de volle raad Gods alsof het alleen gaat om onze persoonlijke verlossing. (Colossensen 1 :26,27)
Dit mogen we slechts een onderdeel noemen. Indien een mens door het geloof in de Heere Jezus Christus de verborgen omgang met God ervaren en beleefd heeft kan deze mens nooit spreken van de ‘volle raad Gods’, want het is een klein begin van een grote zaak maar wel van grote betekenis. Wij kunnen met heel ons hart geloven dat wij door het lijden van Jezus zijn vrijgekocht en verlost. Het is inderdaad Gods ondoorgrondelijke genade dat een ieder die gelooft in Jezus Christus zalig zal worden zoals Johannes het zegt:
“En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe “ (Joh. 3: 13 en 14).
En gelijk Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe.
(afb.: https://nl.wikipedia.org/wiki/Mozes)
En in 1 Joh. 1: 7 staat: Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.
Dit is een ongekende zegen, die in 't geloof op Jezus ziet, die heeft het eeuwige leven; hiermede is het begin van de verborgenheid van God voor de gelovigen geopenbaard (Romeinen 16 : 25). De ongelovige is hier onkundig van.
Nu kan men geloven in Jezus, en leven en uitzien naar dat geweldige perspectief dat eenmaal het geloof een aanschouwen zal worden, maar dan moeten we wel zeggen dat dit het kleinste deel van de grote werken des Heeren is. Als we alleen vergenoegd zijn met onze persoonlijke zaligheid, doen we tekort aan de grote daden Gods. Het belangrijkste is, dat wij weten dat de verlossing van Jezus aan het kruis van Golgotha een volkomen verlossing is.
Niet alleen voor een zeker déél van de mensen, God wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der Waarheid komen.
In aansluiting op de vele profetieën uit het Oude Testament aangaande het herstel van IsraëI, luisteren we graag naar wat Paulus zegt:
Romeinen 11 : 25 – 26: "Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis; een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden".
Dat werd een heet hangijzer waar zeer veel over te doen is, en al de eeuwen door ook te doen is geweest. De theorie van Augustinus dat de Christenheid het geestelijk Israël zou zijn, verdoezelt tot in onze dagen het machtigste werk dat in het voornemen van de Allerhoogste ligt: de bekering van geheel IsraëI.
We weten dat na de eerste eeuwen van afschuwelijke vervolging der christenen voor de gelovigen een totale verandering kwam. De komst van de eerste christen-keizer luidde deze verandering in. Van alle zijden kwamen er toen meelopers opdagen die de ware Gemeente veel schade deden. Er ontstond een tweede soort christenen, niet gehard onder de druk der vervolging, de zogenaamde vleselijke christenen. Kerk en staat werden tot een eenheid en de vrede was tussen hen getekend, en naarmate christenen de bestuurlijke posten gingen bezetten, werd de indruk gewekt dat deze situatie geheel en al aansloot bij het oude
De kerkvader Augustinus ontwikkelde de theorie dat deze maatschappijvorm volkomen in overeenstemming was met die van Israël en leerde: ,,Wij zijn het geestelijk Israël van voorheen".
Deze verblinding had tot gevolg dat de geloofsverwachting van de lijdende christenen van voorheen totaal werd verdoezeld. En wat erger was: De waarheid werd ten onder gebracht.
De twee grove fouten van die tijd waren dat men meende:
1.Wij zijn in de plaats van Israël
2.Nu leven we in het duizendjarig rijk
Het is onbegrijpelijk dat er tot op vandaag nog zoveel mensen zijn die deze waanvoorstelling klakkeloos overnemen, en nog durven te verdedigen.
Tragikomisch is het toch wel om te constateren dat kerken en sekten allen aanspraak maken op datgene wat God voor het Joodse volk nog te goed heeft, terwijl zij elkaar om het hardst veroordelen en bestrijden.
(afb.: https://nl.wikipedia.org/wiki/Mozes)
En in 1 Joh. 1: 7 staat: Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.
Dit is een ongekende zegen, die in 't geloof op Jezus ziet, die heeft het eeuwige leven; hiermede is het begin van de verborgenheid van God voor de gelovigen geopenbaard (Romeinen 16 : 25). De ongelovige is hier onkundig van.
Nu kan men geloven in Jezus, en leven en uitzien naar dat geweldige perspectief dat eenmaal het geloof een aanschouwen zal worden, maar dan moeten we wel zeggen dat dit het kleinste deel van de grote werken des Heeren is. Als we alleen vergenoegd zijn met onze persoonlijke zaligheid, doen we tekort aan de grote daden Gods. Het belangrijkste is, dat wij weten dat de verlossing van Jezus aan het kruis van Golgotha een volkomen verlossing is.
Niet alleen voor een zeker déél van de mensen, God wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der Waarheid komen.
In aansluiting op de vele profetieën uit het Oude Testament aangaande het herstel van IsraëI, luisteren we graag naar wat Paulus zegt:
Romeinen 11 : 25 – 26: "Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis; een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden".
Dat werd een heet hangijzer waar zeer veel over te doen is, en al de eeuwen door ook te doen is geweest. De theorie van Augustinus dat de Christenheid het geestelijk Israël zou zijn, verdoezelt tot in onze dagen het machtigste werk dat in het voornemen van de Allerhoogste ligt: de bekering van geheel IsraëI.
We weten dat na de eerste eeuwen van afschuwelijke vervolging der christenen voor de gelovigen een totale verandering kwam. De komst van de eerste christen-keizer luidde deze verandering in. Van alle zijden kwamen er toen meelopers opdagen die de ware Gemeente veel schade deden. Er ontstond een tweede soort christenen, niet gehard onder de druk der vervolging, de zogenaamde vleselijke christenen. Kerk en staat werden tot een eenheid en de vrede was tussen hen getekend, en naarmate christenen de bestuurlijke posten gingen bezetten, werd de indruk gewekt dat deze situatie geheel en al aansloot bij het oude
De kerkvader Augustinus ontwikkelde de theorie dat deze maatschappijvorm volkomen in overeenstemming was met die van Israël en leerde: ,,Wij zijn het geestelijk Israël van voorheen".
Deze verblinding had tot gevolg dat de geloofsverwachting van de lijdende christenen van voorheen totaal werd verdoezeld. En wat erger was: De waarheid werd ten onder gebracht.
De twee grove fouten van die tijd waren dat men meende:
1.Wij zijn in de plaats van Israël
2.Nu leven we in het duizendjarig rijk
Het is onbegrijpelijk dat er tot op vandaag nog zoveel mensen zijn die deze waanvoorstelling klakkeloos overnemen, en nog durven te verdedigen.
Tragikomisch is het toch wel om te constateren dat kerken en sekten allen aanspraak maken op datgene wat God voor het Joodse volk nog te goed heeft, terwijl zij elkaar om het hardst veroordelen en bestrijden.
De verborgenheid waar de apostel Paulus over spreekt houdt in dat er voor Jakob (Israël) een bijzondere tijd zal komen.
(afb.: https://es.wikipedia.org/wiki/Estrella_de_David)
Al met al is het maar een treurige zaak dat hiermede het grootste werk van Gods genade bijna geheel verborgen is gebleven. Indien we ons niet laten beïnvloeden of intimideren door blinde leidslieden, maar het Woord van God ter hand en ter harte nemen, zijn de uitkomsten wonderbaar.
De verborgenheid waar Paulus van spreekt houdt in dat er voor Jakob een bijzondere tijd zal komen (verg. Romeinen 11 :26).
Omdat hier van Jakob gesproken wordt betekent dit het ,,onbekeerde IsraëI". Dit Israël staat daarom nog vóór de grote gebeurtenis. Het 27st vers zegt dat God een verbond met Israël heeft, en dat wil zeggen dat, voordat het tot een verbond kan komen, de zonde zal weggenomen moeten worden.
Van dit onbekeerde Israël zegt Paulus in Romeinen 9: 27:
“En Jesaja roept over Israel uit: Al was het getal der kinderen Israëls als het zand der zee, het overschot zal behouden worden”.
Wat de apostel hier zegt komt in feite van de profeet Jesaja 10: 22-22:
“En het zal te dien dage geschieden, dat de rest van Israël en wat van Jakobs huis ontkomen is, niet
langer zullen steunen op hem die ze sloeg, maar in waarheid steunen zullen op de Here, de Heilige
Israëls. Een rest zal zich bekeren, de rest van Jakob, tot de sterke God. Want, al ware uw volk, o Israël, als het zand der zee, een rest daaronder zal zich bekeren; verdelging is vast besloten, overvloeiende van gerechtigheid.
We moeten ons verwonderen dat de profeet er hier over spreekt (in vers 20) dat dit overblijfsel niet langer meer steunen zal op dien, die ze geslagen heeft. Eén deel een verbond zal sluiten met het herstelde Romeinse Rijk, het rijk van de antichrist. Dit zijn toch immers de volkeren die Israël de laatste 2000 jaar geslagen hebben?
Nu is dit het wonder:
Van datgene wat er vandaag nog van het Joodse volk over is, na al de martelingen en moordpartijen door de Europeanen en Russen en vele andere volken gaat een deel “steunen op de Heere".
Jesaja profeteert (54: 1-17):
Jubel, gij onvruchtbare, die niet gebaard hebt; breek uit in gejubel en juich, gij die geen weeën
gekend hebt, want de kinderen der eenzame zijn talrijker dan de kinderen der gehuwde, zegt de
Here. Maak de plaats voor uw tent wijd, en men spanne de kleden uwer woningen uit, wees er niet karig mee, maak uw touwen lang en sla uw pinnen vast. Want naar rechts en links zult gij uitbreiden en uw nageslacht zal de volken in bezit nemen en de verwoeste steden bevolken. Vrees niet, want gij zult niet beschaamd staan; word niet schaamrood, want gij zult niet te schande worden; ja, gij zult de schande van uw jeugd vergeten en aan de smaad van uw weduwschap niet meer denken.
Want uw man is uw Maker, Here der heerscharen is zijn naam; en uw losser is de Heilige Israels, God der ganse aarde zal Hij genoemd worden. Want als een verlaten en diep bedroefde vrouw heeft u de Here geroepen, als een vrouw uit de jeugdtijd, nadat zij versmaad werd, zegt uw God. Een kort ogenblik heb Ik u verlaten, maar met groot erbarmen zal Ik u tot Mij nemen; In een uitstorting van toorn heb Ik mijn aangezicht een ogenblik voor u verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid ontferm Ik Mij over u, zegt uw Losser, de Here. Dit is Mij als in de dagen van Noach: zoals Ik
gezworen heb, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden komen, zo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer toornig op u zal zijn noch u zal dreigen. Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en mijn vredesverbond zal niet wankelen, zegt uw Ontfermer, de Here.
Gij, ellendige, door storm voortgedrevene, ongetrooste, zie, Ik leg uw stenen in blinkend erts, Ik
grondvest u op lazuurstenen, Ik maak uw tinnen van robijnen, uw poorten van karbonkelstenen en uw gehele omwalling van edelsteen. Al uw zonen zullen leerlingen des Heren zijn, en het heil uwer zonen zal groot zijn; Door gerechtigheid zult gij bevestigd worden. Weet u verre van onderdrukking, want gij hebt niet te vrezen, en van verschrikking, want zij zal tot u niet naderen.
Valt men heftig aan, dan gaat dat van Mij niet uit; wie u aanvalt, zal over u vallen. Zie, Ik ben het, die de smid geschapen heb, welke het kolenvuur aanblaast en naar zijn kunst het wapen vervaardigt, maar Ik ben het ook, die de verderver geschapen heb om te vernielen. Elk wapen dat tegen u gesmeed wordt, zal niets uitrichten, en elke tong die zich voor het gericht tegen u keert, zult gij in het ongelijk stellen. Dit is het deel van de knechten des Heren en hun recht van Mijnentwege, luidt het woord des Heren.
En aangezien uit de mond van twee of drie getuigen alle woord zal bestaan kunnen we aan dit getuigenis van Jesaja 54, over de toekomst van Sion, ook Jeremia 31 toevoegen; de verzen 1 - 6 spreken van eeuwige liefde:
“Te dien tijde, luidt het woord des Heren, zal Ik voor alle geslachten van Israël tot een God zijn en
zullen zij Mij tot een volk zijn. Zo zegt de Here: Het volk der ontkomenen aan het zwaard vond genade in de woestijn, Israel, op weg naar zijn rust. Van verre is de Here mij verschenen: Ja, Ik heb u liefgehad met eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken in goedertierenheid. Weder opbouwen zal Ik u, zodat gij gebouwd wordt, jonkvrouw Israëls. Opnieuw zult gij u tooien met tamboerijnen en uittrekken in vrolijke reidans; Gij zult weer wijngaarden planten op de bergen van Samaria, en wie ze planten, zullen ook de vrucht genieten. Want de dag is daar, dat de wachters roepen op het gebergte van Efraim: Komt, laat ons opgaan naar Sion, tot de Here, onze God!”
Ook de volgende verzen van hoofdstuk 31 spreken hierover Jer. 31: 7 (het overblijfsel van Israël):
“Want zo zegt de Here: Jubelt van vreugd over Jakob, juicht om het hoofd der volkeren, verkondigt,
looft en zegt: de Here heeft zijn volk verlost,het overblijfsel van Israël”.
(afb.: https://es.wikipedia.org/wiki/Estrella_de_David)
Al met al is het maar een treurige zaak dat hiermede het grootste werk van Gods genade bijna geheel verborgen is gebleven. Indien we ons niet laten beïnvloeden of intimideren door blinde leidslieden, maar het Woord van God ter hand en ter harte nemen, zijn de uitkomsten wonderbaar.
De verborgenheid waar Paulus van spreekt houdt in dat er voor Jakob een bijzondere tijd zal komen (verg. Romeinen 11 :26).
Omdat hier van Jakob gesproken wordt betekent dit het ,,onbekeerde IsraëI". Dit Israël staat daarom nog vóór de grote gebeurtenis. Het 27st vers zegt dat God een verbond met Israël heeft, en dat wil zeggen dat, voordat het tot een verbond kan komen, de zonde zal weggenomen moeten worden.
Van dit onbekeerde Israël zegt Paulus in Romeinen 9: 27:
“En Jesaja roept over Israel uit: Al was het getal der kinderen Israëls als het zand der zee, het overschot zal behouden worden”.
Wat de apostel hier zegt komt in feite van de profeet Jesaja 10: 22-22:
“En het zal te dien dage geschieden, dat de rest van Israël en wat van Jakobs huis ontkomen is, niet
langer zullen steunen op hem die ze sloeg, maar in waarheid steunen zullen op de Here, de Heilige
Israëls. Een rest zal zich bekeren, de rest van Jakob, tot de sterke God. Want, al ware uw volk, o Israël, als het zand der zee, een rest daaronder zal zich bekeren; verdelging is vast besloten, overvloeiende van gerechtigheid.
We moeten ons verwonderen dat de profeet er hier over spreekt (in vers 20) dat dit overblijfsel niet langer meer steunen zal op dien, die ze geslagen heeft. Eén deel een verbond zal sluiten met het herstelde Romeinse Rijk, het rijk van de antichrist. Dit zijn toch immers de volkeren die Israël de laatste 2000 jaar geslagen hebben?
Nu is dit het wonder:
Van datgene wat er vandaag nog van het Joodse volk over is, na al de martelingen en moordpartijen door de Europeanen en Russen en vele andere volken gaat een deel “steunen op de Heere".
Jesaja profeteert (54: 1-17):
Jubel, gij onvruchtbare, die niet gebaard hebt; breek uit in gejubel en juich, gij die geen weeën
gekend hebt, want de kinderen der eenzame zijn talrijker dan de kinderen der gehuwde, zegt de
Here. Maak de plaats voor uw tent wijd, en men spanne de kleden uwer woningen uit, wees er niet karig mee, maak uw touwen lang en sla uw pinnen vast. Want naar rechts en links zult gij uitbreiden en uw nageslacht zal de volken in bezit nemen en de verwoeste steden bevolken. Vrees niet, want gij zult niet beschaamd staan; word niet schaamrood, want gij zult niet te schande worden; ja, gij zult de schande van uw jeugd vergeten en aan de smaad van uw weduwschap niet meer denken.
Want uw man is uw Maker, Here der heerscharen is zijn naam; en uw losser is de Heilige Israels, God der ganse aarde zal Hij genoemd worden. Want als een verlaten en diep bedroefde vrouw heeft u de Here geroepen, als een vrouw uit de jeugdtijd, nadat zij versmaad werd, zegt uw God. Een kort ogenblik heb Ik u verlaten, maar met groot erbarmen zal Ik u tot Mij nemen; In een uitstorting van toorn heb Ik mijn aangezicht een ogenblik voor u verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid ontferm Ik Mij over u, zegt uw Losser, de Here. Dit is Mij als in de dagen van Noach: zoals Ik
gezworen heb, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden komen, zo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer toornig op u zal zijn noch u zal dreigen. Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en mijn vredesverbond zal niet wankelen, zegt uw Ontfermer, de Here.
Gij, ellendige, door storm voortgedrevene, ongetrooste, zie, Ik leg uw stenen in blinkend erts, Ik
grondvest u op lazuurstenen, Ik maak uw tinnen van robijnen, uw poorten van karbonkelstenen en uw gehele omwalling van edelsteen. Al uw zonen zullen leerlingen des Heren zijn, en het heil uwer zonen zal groot zijn; Door gerechtigheid zult gij bevestigd worden. Weet u verre van onderdrukking, want gij hebt niet te vrezen, en van verschrikking, want zij zal tot u niet naderen.
Valt men heftig aan, dan gaat dat van Mij niet uit; wie u aanvalt, zal over u vallen. Zie, Ik ben het, die de smid geschapen heb, welke het kolenvuur aanblaast en naar zijn kunst het wapen vervaardigt, maar Ik ben het ook, die de verderver geschapen heb om te vernielen. Elk wapen dat tegen u gesmeed wordt, zal niets uitrichten, en elke tong die zich voor het gericht tegen u keert, zult gij in het ongelijk stellen. Dit is het deel van de knechten des Heren en hun recht van Mijnentwege, luidt het woord des Heren.
En aangezien uit de mond van twee of drie getuigen alle woord zal bestaan kunnen we aan dit getuigenis van Jesaja 54, over de toekomst van Sion, ook Jeremia 31 toevoegen; de verzen 1 - 6 spreken van eeuwige liefde:
“Te dien tijde, luidt het woord des Heren, zal Ik voor alle geslachten van Israël tot een God zijn en
zullen zij Mij tot een volk zijn. Zo zegt de Here: Het volk der ontkomenen aan het zwaard vond genade in de woestijn, Israel, op weg naar zijn rust. Van verre is de Here mij verschenen: Ja, Ik heb u liefgehad met eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken in goedertierenheid. Weder opbouwen zal Ik u, zodat gij gebouwd wordt, jonkvrouw Israëls. Opnieuw zult gij u tooien met tamboerijnen en uittrekken in vrolijke reidans; Gij zult weer wijngaarden planten op de bergen van Samaria, en wie ze planten, zullen ook de vrucht genieten. Want de dag is daar, dat de wachters roepen op het gebergte van Efraim: Komt, laat ons opgaan naar Sion, tot de Here, onze God!”
Ook de volgende verzen van hoofdstuk 31 spreken hierover Jer. 31: 7 (het overblijfsel van Israël):
“Want zo zegt de Here: Jubelt van vreugd over Jakob, juicht om het hoofd der volkeren, verkondigt,
looft en zegt: de Here heeft zijn volk verlost,het overblijfsel van Israël”.
Want zo zegt de Here: Jubelt van vreugd over Jakob, juicht om het hoofd der volkeren, verkondigt, looft en zegt: de Here heeft zijn volk verlost, het overblijfsel van Israël.
(foto: www.endofdays.nl/index.php/category/studie)
Jer. 31: 8 (aanbrengen uit het land van het noorden, Rusland):
“Zie, Ik breng hen uit het land van het noorden en verzamel hen van de einden der aarde; onder hen
blinden en lammen, zwangeren en barenden tezamen; in een grote schare zullen zij hierheen terugkeren”.
Jeremia 31 : 9:
“Onder geween zullen zij komen en onder smeking zal Ik hen leiden; Ik zal hen voeren naar waterbeken op een effen weg, waarop zij niet struikelen. Want Ik ben Israël tot een vader, en Efraïm, die is mijn eerstgeborene”.
Jeremia 31 : 10:
“Hoort het woord des Heren, o volken, verkondigt het in verre kustlanden en zegt: Hij, die Israël verstrooide, zal het verzamelen en het behoeden als een herder zijn kudde”.
Jeremia 31 : 17:
“Ja, er is hoop voor uw toekomst, luidt het woord des Heren, de kinderen zullen naar hun gebied
terugkeren”.
Jeremia 31 : 18:
“Ik heb werkelijk Efraïm horen klagen: Gij hebt mij getuchtigd, als een ongetemd kalf werd ik getuchtigd; bekeer mij, dan zal ik mij bekeren, want Gij, Here, zijt mijn God”.
Jeremia 31 :27:
“Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik het huis van Israël en het huis van Juda
bezaai met zaad van mensen en zaad van dieren”.
Jeremia 31 : 31 – 34:
“Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda
een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren.
Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord
des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een
God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de Here: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des Heren, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken”.
(foto: www.endofdays.nl/index.php/category/studie)
Jer. 31: 8 (aanbrengen uit het land van het noorden, Rusland):
“Zie, Ik breng hen uit het land van het noorden en verzamel hen van de einden der aarde; onder hen
blinden en lammen, zwangeren en barenden tezamen; in een grote schare zullen zij hierheen terugkeren”.
Jeremia 31 : 9:
“Onder geween zullen zij komen en onder smeking zal Ik hen leiden; Ik zal hen voeren naar waterbeken op een effen weg, waarop zij niet struikelen. Want Ik ben Israël tot een vader, en Efraïm, die is mijn eerstgeborene”.
Jeremia 31 : 10:
“Hoort het woord des Heren, o volken, verkondigt het in verre kustlanden en zegt: Hij, die Israël verstrooide, zal het verzamelen en het behoeden als een herder zijn kudde”.
Jeremia 31 : 17:
“Ja, er is hoop voor uw toekomst, luidt het woord des Heren, de kinderen zullen naar hun gebied
terugkeren”.
Jeremia 31 : 18:
“Ik heb werkelijk Efraïm horen klagen: Gij hebt mij getuchtigd, als een ongetemd kalf werd ik getuchtigd; bekeer mij, dan zal ik mij bekeren, want Gij, Here, zijt mijn God”.
Jeremia 31 :27:
“Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik het huis van Israël en het huis van Juda
bezaai met zaad van mensen en zaad van dieren”.
Jeremia 31 : 31 – 34:
“Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda
een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren.
Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord
des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een
God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de Here: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des Heren, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken”.
Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.
(afb.: bibliaparalela.com/ezekiel/11-19.htm)
Een derde profetie mogen we niet onvermeld laten, namelijk EzechiëI37. Er wordt geschreven over de vallei van doodsbeenderen, die in de 19e eeuw tot nieuw leven zijn gekomen. Hierop volgend beschrijft de profeet de glorie en de heerlijkheid na Israëls bekering. (Ezechiël 37 : 15 - 28).
Machtig en majestueus, welk een toekomst voor het overblijfsel van het Joodsevolk! Van de geweldige verrassing die het Joodse volk wacht, is natuurlijk veel meer door de profeten medegedeeld op allerlei plaatsen.
In aansluiting hierop willen we graag kennis nemen van wat de grote zendings-apostel Paulus hierover heeft gezegd. Vooral omdat dit door het allergrootste deel van de christenen nog veel minder verstaan of begrepen wordt. Ten tijde van Paulus was dit reeds in het geding:
In Romeinen 11: 1 staat:
‘Ik vraag dan: God heeft zijn volk toch niet verstoten? Volstrekt niet! Ik ben immers zelf een Israëliet, uit het nageslacht van Abraham, van de stam Benjamin”.
Paulus was overtuigd dat er een overblijfsel bestond van Israël. (Romeinen 9:27),en daarom geeft hij nadere uitleg met betrekking tot IsraëI. Het stond bij Paulus, evenals bij de profeten, vast, dat God Zijn trouw aan Abraham, lzak en Jakob bevestigen zou.
In Leviticus 26: 42-44 lezen we :
“Dan zal Ik mijn verbond met Jakob gedenken; ook mijn verbond met Isaak en ook mijn verbond met
Abraham zal Ik gedenken, en Ik zal het land gedenken. Maar het land zal door hen verlaten worden en het zal zijn sabbatsjaren vergoed krijgen, terwijl het verwoest ligt zonder hen, en zij zullen hun
ongerechtigheid boeten, omdat, ja, omdat zij mijn verordeningen versmaadden en van mijn inzettingen een afkeer hadden. Maar ook zelfs, wanneer zij in het land hunner vijanden zijn, versmaad Ik hen niet en heb Ik geen afkeer van hen, zodat Ik hen zou vernietigen en mijn verbond met hen verbreken: want Ik ben de Here, hun God”.
Romeinen 11 is hier geheel aan gewijd. En daarom moeten we geen vergeestelijking suggereren. De verzen 18 – 24 spreken een duidelijke taal. Het Joodse volk was voor het grootste deel, dus beslist niet geheel, uit de olijfboom gescheurd (weggebroken) vanwege zijn ongeloof ten opzichte van het offer van Christus.
Pas op, zegt Paulus; u, heidenen die uit de wilde vijgenboom gescheurd bent en overgeplant zijt in de goede olijfboom. Denk er wel aan: Het is genade, indien gij in de goedertierenheid blijft; anderszins zult ook gij afgehouwen worden. ,,Het zij ons gezegd".
Het is een wonder van de Heere God om een zegen te bewerken voor heidenen. Maar nog veel meer zal de zegen komen voor die natuurlijke takken. Het is een wonder op zichzelf waaraan we extra aandacht moeten schenken.
(afb.: bibliaparalela.com/ezekiel/11-19.htm)
Een derde profetie mogen we niet onvermeld laten, namelijk EzechiëI37. Er wordt geschreven over de vallei van doodsbeenderen, die in de 19e eeuw tot nieuw leven zijn gekomen. Hierop volgend beschrijft de profeet de glorie en de heerlijkheid na Israëls bekering. (Ezechiël 37 : 15 - 28).
Machtig en majestueus, welk een toekomst voor het overblijfsel van het Joodsevolk! Van de geweldige verrassing die het Joodse volk wacht, is natuurlijk veel meer door de profeten medegedeeld op allerlei plaatsen.
In aansluiting hierop willen we graag kennis nemen van wat de grote zendings-apostel Paulus hierover heeft gezegd. Vooral omdat dit door het allergrootste deel van de christenen nog veel minder verstaan of begrepen wordt. Ten tijde van Paulus was dit reeds in het geding:
In Romeinen 11: 1 staat:
‘Ik vraag dan: God heeft zijn volk toch niet verstoten? Volstrekt niet! Ik ben immers zelf een Israëliet, uit het nageslacht van Abraham, van de stam Benjamin”.
Paulus was overtuigd dat er een overblijfsel bestond van Israël. (Romeinen 9:27),en daarom geeft hij nadere uitleg met betrekking tot IsraëI. Het stond bij Paulus, evenals bij de profeten, vast, dat God Zijn trouw aan Abraham, lzak en Jakob bevestigen zou.
In Leviticus 26: 42-44 lezen we :
“Dan zal Ik mijn verbond met Jakob gedenken; ook mijn verbond met Isaak en ook mijn verbond met
Abraham zal Ik gedenken, en Ik zal het land gedenken. Maar het land zal door hen verlaten worden en het zal zijn sabbatsjaren vergoed krijgen, terwijl het verwoest ligt zonder hen, en zij zullen hun
ongerechtigheid boeten, omdat, ja, omdat zij mijn verordeningen versmaadden en van mijn inzettingen een afkeer hadden. Maar ook zelfs, wanneer zij in het land hunner vijanden zijn, versmaad Ik hen niet en heb Ik geen afkeer van hen, zodat Ik hen zou vernietigen en mijn verbond met hen verbreken: want Ik ben de Here, hun God”.
Romeinen 11 is hier geheel aan gewijd. En daarom moeten we geen vergeestelijking suggereren. De verzen 18 – 24 spreken een duidelijke taal. Het Joodse volk was voor het grootste deel, dus beslist niet geheel, uit de olijfboom gescheurd (weggebroken) vanwege zijn ongeloof ten opzichte van het offer van Christus.
Pas op, zegt Paulus; u, heidenen die uit de wilde vijgenboom gescheurd bent en overgeplant zijt in de goede olijfboom. Denk er wel aan: Het is genade, indien gij in de goedertierenheid blijft; anderszins zult ook gij afgehouwen worden. ,,Het zij ons gezegd".
Het is een wonder van de Heere God om een zegen te bewerken voor heidenen. Maar nog veel meer zal de zegen komen voor die natuurlijke takken. Het is een wonder op zichzelf waaraan we extra aandacht moeten schenken.
De apostel Paulus sprak dat de takken uitgerukt (weggebroken) zijn geworden om plaats te maken voor de takken uit de wilde olijfboom: Israël maakte dus plaats voor de heidenen.
(foto: https://www.tuinadvies.nl/zoek/wilde-olijfboom-enten)
De apostel Paulus sprak dat de takken uitgerukt (weggebroken) zijn geworden om plaats te maken voor de takken uit de wilde olijfboom: Israël maakte dus plaats voor de heidenen. Wat er met die takken (Israël) gebeurt, blijft niet verborgen; zij zijn door ongeloof afgebroken.
Nu is het belangrijk om te weten wat er verder met deze takken is gebeurd. Zij worden bewaard door
de grote Landman om aanstonds opnieuw (in)geënt te worden in hun eigen olijfboom (Romeinen 11 : 24c).
Is dat zo vreemd? Iedereen die enigszins op de hoogte is met het enten van bomen, weet hoe in het najaar de loten van een stam worden afgesneden, ook wel gescheurd; vervolgens worden deze loten in de grond ingekuild met kleine puntjes boven de grond. In het volgende voorjaar worden deze voor de dag gehaald en op een onderstam geënt. Dus nu het vertrouwde beeld dat ons zegt dat het enthout ,,IsraëI" in ongeloof vandaag om zo te zeggen nog ingekuild is.
Veel machthebbers uit alle eeuwen heeft dat enthout beschadigd. Maar, God zij dank, daar is hoop. ,,Een overblijfsel" zeggen apostelen en profeten. Want God heeft de macht om ze weer (in) te enten.
In Romeinen 11: 20 staat:
“20 Goed! Zij zijn om hun ongeloof weggebroken en gij staat door het geloof. Wees niet hoogmoedig, maar vrees!”
En in Romeinen 11: 23 staat:
“23 Maar ook zij zullen, wanneer zij niet bij hun ongeloof blijven, weder geënt worden; God is immers bij machte hen opnieuw te enten”.
Het staat onomstotelijk vast dat er een dag zal komen dat het Joodse volk in het geloof zal buigen voor de grote Koning Jezus Christus. Het belangrijkste is dat Jezus Zelf op zeer heldere wijze heeft gesproken
over de toekomst van Israël in Johannes 6. Wanneer wij dit hoofdstuk lezen komen we tot de ontdekking dat dit behoort tot een van de mooiste ontmoetingen welke Jezus heeft gehad met Zijn volk. Het is één groot geheel van Goddelijk onderwijs, alles is onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Het is niet alleen een broodwonder wat Jezus verricht; het is ook mooi in van profetische betekenis.
Na deze profetische daad volgt het profetische woord, waarbij vier punten sterk naar voren komen:
1. vers 1 - 13 het broodwonder.
2. vers 24 - 3l het Goddelijk onderwijs.
3. vers 32 - 59 de profetie.
4. vers 60 - 71 nagesprek en getuigenis.
Het broodwonder is niet zomaar een gebeurtenis. Het volk kwam erdoor tot een getuigenis.
In Joh. 6: 14 staat:
“14 Toen dan de mensen zagen, welk teken Hij verricht had, zeiden zij: Deze is waarlijk de profeet,
die in de wereld komen zou”.
Door dit getuigenis bewijst het volk hoezeer zijn verwachting gespannen is, want men wil Hem met geweld koning maken. Er was een nieuw bewijs.
Na Maleachi was er geen profeet meer opgestaan en nu, na vierhonderd jaar is er nieuwe hoop. Het was voor het volk van grote betekenis: het was een vervolg van grote dingen die reeds eerder waren geschied. Was Jozef, de broodkoning in Egypte, niet het eerste teken geweest dat God zich met Zijn volk bemoeide?
Het broodwonder van Jozef behield Jakob en zijn nageslacht in het leven. Maar vooral het tweede broodwonder van Mozes in de woestijn was van grote betekenis.
(foto: https://www.tuinadvies.nl/zoek/wilde-olijfboom-enten)
De apostel Paulus sprak dat de takken uitgerukt (weggebroken) zijn geworden om plaats te maken voor de takken uit de wilde olijfboom: Israël maakte dus plaats voor de heidenen. Wat er met die takken (Israël) gebeurt, blijft niet verborgen; zij zijn door ongeloof afgebroken.
Nu is het belangrijk om te weten wat er verder met deze takken is gebeurd. Zij worden bewaard door
de grote Landman om aanstonds opnieuw (in)geënt te worden in hun eigen olijfboom (Romeinen 11 : 24c).
Is dat zo vreemd? Iedereen die enigszins op de hoogte is met het enten van bomen, weet hoe in het najaar de loten van een stam worden afgesneden, ook wel gescheurd; vervolgens worden deze loten in de grond ingekuild met kleine puntjes boven de grond. In het volgende voorjaar worden deze voor de dag gehaald en op een onderstam geënt. Dus nu het vertrouwde beeld dat ons zegt dat het enthout ,,IsraëI" in ongeloof vandaag om zo te zeggen nog ingekuild is.
Veel machthebbers uit alle eeuwen heeft dat enthout beschadigd. Maar, God zij dank, daar is hoop. ,,Een overblijfsel" zeggen apostelen en profeten. Want God heeft de macht om ze weer (in) te enten.
In Romeinen 11: 20 staat:
“20 Goed! Zij zijn om hun ongeloof weggebroken en gij staat door het geloof. Wees niet hoogmoedig, maar vrees!”
En in Romeinen 11: 23 staat:
“23 Maar ook zij zullen, wanneer zij niet bij hun ongeloof blijven, weder geënt worden; God is immers bij machte hen opnieuw te enten”.
Het staat onomstotelijk vast dat er een dag zal komen dat het Joodse volk in het geloof zal buigen voor de grote Koning Jezus Christus. Het belangrijkste is dat Jezus Zelf op zeer heldere wijze heeft gesproken
over de toekomst van Israël in Johannes 6. Wanneer wij dit hoofdstuk lezen komen we tot de ontdekking dat dit behoort tot een van de mooiste ontmoetingen welke Jezus heeft gehad met Zijn volk. Het is één groot geheel van Goddelijk onderwijs, alles is onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Het is niet alleen een broodwonder wat Jezus verricht; het is ook mooi in van profetische betekenis.
Na deze profetische daad volgt het profetische woord, waarbij vier punten sterk naar voren komen:
1. vers 1 - 13 het broodwonder.
2. vers 24 - 3l het Goddelijk onderwijs.
3. vers 32 - 59 de profetie.
4. vers 60 - 71 nagesprek en getuigenis.
Het broodwonder is niet zomaar een gebeurtenis. Het volk kwam erdoor tot een getuigenis.
In Joh. 6: 14 staat:
“14 Toen dan de mensen zagen, welk teken Hij verricht had, zeiden zij: Deze is waarlijk de profeet,
die in de wereld komen zou”.
Door dit getuigenis bewijst het volk hoezeer zijn verwachting gespannen is, want men wil Hem met geweld koning maken. Er was een nieuw bewijs.
Na Maleachi was er geen profeet meer opgestaan en nu, na vierhonderd jaar is er nieuwe hoop. Het was voor het volk van grote betekenis: het was een vervolg van grote dingen die reeds eerder waren geschied. Was Jozef, de broodkoning in Egypte, niet het eerste teken geweest dat God zich met Zijn volk bemoeide?
Het broodwonder van Jozef behield Jakob en zijn nageslacht in het leven. Maar vooral het tweede broodwonder van Mozes in de woestijn was van grote betekenis.
Het broodwonder was niet zomaar een gebeurtenis. Het volk kwam erdoor tot een getuigenis. Na Maleachi was er geen profeet meer opgestaan en nu, na vierhonderd jaar is er nieuwe hoop.
(afb. :www.collectiontrade.nl)
In het gesprek van Johannes 6 vers 24 - 31, komt tot uitdrukking dat het volk er wel terdege wat voor over heeft om het werk van God te doen zoals de profeet Mozes aangegeven had.
Wat het volk hier echter niet begreep was het grote verschil. Het volk zag op de twee grote leiders
die hadden gezorgd voor brood voor het lichaam. Het ging hen om het tijdelijk welzijn, vandaar de waarschuwing van Jezus in Johannes 6: 27:
“Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de
Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt”.
Jezus wist zeer goed wat bij het volk leefde, het oude verlangen vlamde weer op, de roep om Hem Koning te maken was er het bewijs van. Hieruit blijkt dat het volk tevreden was met een aards koninkrijk gelijk aan alle andere koninkrijken op aarde.
In dit gesprek gaat Jezus het Joodse volk duidelijk maken wat het plan Gods is met Zijn volk.
In Johannes 6: 32 staat:
“Jezus zeide dan tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel”.
En in Johannes 6: 33 staat:
“33 Want het Brood Gods is Hij, Die uit den hemel nederdaalt, en Die der wereld het leven geeft”.
(St. Vert.)
Over dit machtige Woord laat Jezus geen twijfel bestaan, als Hij bij de instelling van het Heilig Avondmaal spreekt in Lucas 22: 19,20:
“En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende: Dit is mijn
lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo de beker, na de maaltijd, zeggende: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt”.
Aan het kruis van Golgotha werd dit een verschrikkelijke werkelijkheid. Daar werd Zijn lichaam gebroken door de vreselijke spijkers die door Zijn lichaam gedreven werden zodat dit gescheurd en gebroken werd, opdat vervolgens het bloed zou vloeien door deze wonden, tot een volkomen verlossing voor een wereld verloren in zonde en schuld. Tweeduizend jaar lang heeft dit getuigenis geklonken. Wij hebben de verlossing door Jezus' dierbaar bloed. (Efeze 1 : 7, Colossensen 1 : 14).
Er is een Gemeente uit de heidenen vergaderd. En nog steeds klinkt de roep: Gelooft in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden (Handelingen 2:21 en Romeinen 10 : 9).
We denken aan de stokbewaarder die met de aardbeving Paulus en Silas om raad vroeg.
In Handelingen 16: 30-33 lezen we:
“En hij leidde hen naar buiten en zeide: Heren, wat moet ik doen om behouden te worden?
En zij zeiden: Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en gij zult behouden worden, gij en uw huis.
En zij spraken het woord Gods tot hem in tegenwoordigheid van allen, die in zijn huis waren.
En in datzelfde uur van de nacht nam hij hen mede om hun striemen af te wassen, en hij liet
zichzelf en al de zijnen terstond dopen”.
De zegen van onze Verlosser en Heiland gaat nog steeds voort, van plaats tot plaats. En de roep uit Mattheüs 11 : 28:
“28 Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven”.
Nu moeten we uiterst voorzichtig zijn om onszelf niet op de borst te slaan en te veronderstellen dat deze Goddelijke verlossing alleen voor de volkeren van deze wereld zou zijn en dat voor een volk en dan uitgesproken voor het Joodse volk geen enkele hoop of verwachting meer zou zijn. Niets is minder waar.
De verlossing kan nooit volkomen zijn als het Joodse volk van die verlossing uitgesloten zou zijn. Jezus wist van de machtige beloften welke door de profeten waren voorzegt. Dit was zeker een
onwrikbaar houvast ook in Zijn lijden en sterven. Dit lezen we in Hebreeën 12: 2:
“Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de
vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en
gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods”.
De profeten hadden hun vreugde uitgesproken over de wonderbare bekering van IsraëI.
Johannes 6 : 45 zegt ons:
“Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God geleerd zijn. Een ieder, die het van de
Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij”.
Dit is nu de verborgenheid, dat het Joodse volk dit vandaag nog niet verstaat.
In Efeze 2: 1, 5, en 6 lezen we:
“Ook u, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden, ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, - door genade zijt gij behouden -, en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus”.
En in Colossensen 2: 13 lezen we:
“Ook u heeft Hij, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en onbesnedenheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem, toen Hij ons al onze overtredingen kwijtschold”.
(afb. :www.collectiontrade.nl)
In het gesprek van Johannes 6 vers 24 - 31, komt tot uitdrukking dat het volk er wel terdege wat voor over heeft om het werk van God te doen zoals de profeet Mozes aangegeven had.
Wat het volk hier echter niet begreep was het grote verschil. Het volk zag op de twee grote leiders
die hadden gezorgd voor brood voor het lichaam. Het ging hen om het tijdelijk welzijn, vandaar de waarschuwing van Jezus in Johannes 6: 27:
“Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de
Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt”.
Jezus wist zeer goed wat bij het volk leefde, het oude verlangen vlamde weer op, de roep om Hem Koning te maken was er het bewijs van. Hieruit blijkt dat het volk tevreden was met een aards koninkrijk gelijk aan alle andere koninkrijken op aarde.
In dit gesprek gaat Jezus het Joodse volk duidelijk maken wat het plan Gods is met Zijn volk.
In Johannes 6: 32 staat:
“Jezus zeide dan tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel”.
En in Johannes 6: 33 staat:
“33 Want het Brood Gods is Hij, Die uit den hemel nederdaalt, en Die der wereld het leven geeft”.
(St. Vert.)
Over dit machtige Woord laat Jezus geen twijfel bestaan, als Hij bij de instelling van het Heilig Avondmaal spreekt in Lucas 22: 19,20:
“En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende: Dit is mijn
lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo de beker, na de maaltijd, zeggende: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt”.
Aan het kruis van Golgotha werd dit een verschrikkelijke werkelijkheid. Daar werd Zijn lichaam gebroken door de vreselijke spijkers die door Zijn lichaam gedreven werden zodat dit gescheurd en gebroken werd, opdat vervolgens het bloed zou vloeien door deze wonden, tot een volkomen verlossing voor een wereld verloren in zonde en schuld. Tweeduizend jaar lang heeft dit getuigenis geklonken. Wij hebben de verlossing door Jezus' dierbaar bloed. (Efeze 1 : 7, Colossensen 1 : 14).
Er is een Gemeente uit de heidenen vergaderd. En nog steeds klinkt de roep: Gelooft in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden (Handelingen 2:21 en Romeinen 10 : 9).
We denken aan de stokbewaarder die met de aardbeving Paulus en Silas om raad vroeg.
In Handelingen 16: 30-33 lezen we:
“En hij leidde hen naar buiten en zeide: Heren, wat moet ik doen om behouden te worden?
En zij zeiden: Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en gij zult behouden worden, gij en uw huis.
En zij spraken het woord Gods tot hem in tegenwoordigheid van allen, die in zijn huis waren.
En in datzelfde uur van de nacht nam hij hen mede om hun striemen af te wassen, en hij liet
zichzelf en al de zijnen terstond dopen”.
De zegen van onze Verlosser en Heiland gaat nog steeds voort, van plaats tot plaats. En de roep uit Mattheüs 11 : 28:
“28 Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven”.
Nu moeten we uiterst voorzichtig zijn om onszelf niet op de borst te slaan en te veronderstellen dat deze Goddelijke verlossing alleen voor de volkeren van deze wereld zou zijn en dat voor een volk en dan uitgesproken voor het Joodse volk geen enkele hoop of verwachting meer zou zijn. Niets is minder waar.
De verlossing kan nooit volkomen zijn als het Joodse volk van die verlossing uitgesloten zou zijn. Jezus wist van de machtige beloften welke door de profeten waren voorzegt. Dit was zeker een
onwrikbaar houvast ook in Zijn lijden en sterven. Dit lezen we in Hebreeën 12: 2:
“Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de
vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en
gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods”.
De profeten hadden hun vreugde uitgesproken over de wonderbare bekering van IsraëI.
Johannes 6 : 45 zegt ons:
“Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God geleerd zijn. Een ieder, die het van de
Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij”.
Dit is nu de verborgenheid, dat het Joodse volk dit vandaag nog niet verstaat.
In Efeze 2: 1, 5, en 6 lezen we:
“Ook u, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden, ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, - door genade zijt gij behouden -, en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus”.
En in Colossensen 2: 13 lezen we:
“Ook u heeft Hij, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en onbesnedenheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem, toen Hij ons al onze overtredingen kwijtschold”.
Ook u, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden, ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, - door genade zijt gij behouden -, en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus.
(afb.: https://bijbel.eo.nl/bijbel/lucas/23)
Dit is een ernstig woord met een enorme betekenis. Dood zijn in zonden en misdaden, dat kennen wij in onze wereld niet zo goed meer. Het afgevlakte kerkelijke leven van onze tijd leent er zich niet meer voor. Deze vervlakking is echter dodelijk gevaarlijk.
De Bijbel leert ons zeer uitdrukkelijk dat de zondaar (elk mens) tot de dood schuldig is. En dat de zonde iets verschrikkelijks is dat leren we pas recht verstaan als we zien op Jezus die onze zonden op zich nam. Jezus onderging het oordeel van de voor een verloren mensheid, voor een ieder die dit leest. Jezus nam uw plaats in. Hij heeft ons oordeel weggedragen. En door Zijn bloedstortingen onze zonden verzoend. Een ieder die in dit zoenoffer gelooft, heeft Jezus ,,levend gemaakt".
Vanuit dit gezichtspunt gaan wij pas recht verstaan hoe geladen de woorden van Jezus zijn als Hij tot de schare spreekt. Zodra de schare tot de erkentenis komt dat Jezus het ware Brood uit de hemel is en zij hun hart en leven richten op Jezus, dan worden zij levend gemaakt in Christus. Dat is het grote wonder waarvan Jezus sprak tot het Joodse volk in Zijn dagen.
Op Gods beschikking zal Jezus Zijn volk tegemoet treden als de ware Hogepriester. Voor een beter begrip van deze belangrijke zaak gaan wij terug naar aartsvader Abraham.
Van hem lezen we dat, toen hij terugkwam van het verslaan van zijn vijanden, Melchizedek hem tegemoet trad met brood en met wijn. (Genesis 14 : 18 - 20 en Hebreën 7 : l - 4).
Zo zeker als Abraham na strijd en overwinning de geweldige ontmoeting met de Koning van (Jeru) Salem had, zo zeker zal in de nabije toekomst het Joodse volk, na zijn eeuwenlange strijd en de overwinning de Koning der Koningen en de Heere der Heeren ontmoeten. En alsdan zal geheel
Israël zalig worden. Zoals Romeinen 11 : 26 ons dit heel duidelijk zegt:
“En aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen,
Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden”.
We schreven reeds over deze verborgenheid, voor hoeveel (kerk)mensen is dit vandaag nog niet totaal onbekend! Zullen alle Israëliërs zalig worden?
Ja, allen, die zich afkeren van de antichrist behoren bij het overblijfsel, het laatste derde deel. Zij zullen komen, zegt Zacharia (12: 10-14):
“Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en
der gebeden; zij zullen hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over hem een rouwklacht
aanheffen als de rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over hem bitter leed dragen als het leed
om een eerstgeborene.
Te dien dage zal in Jeruzalem de rouwklacht groot zijn, zoals de rouwklacht van Hadadrimmon in het
dal van Megiddo; het land zal een rouwklacht aanheffen, alle geslachten afzonderlijk; het geslacht van het huis van David afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, het geslacht van het huis van Natan afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, het geslacht van het huis van Levi afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, het geslacht van Simeï afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, alle overige geslachten, alle geslachten afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk”.
(afb.: https://bijbel.eo.nl/bijbel/lucas/23)
Dit is een ernstig woord met een enorme betekenis. Dood zijn in zonden en misdaden, dat kennen wij in onze wereld niet zo goed meer. Het afgevlakte kerkelijke leven van onze tijd leent er zich niet meer voor. Deze vervlakking is echter dodelijk gevaarlijk.
De Bijbel leert ons zeer uitdrukkelijk dat de zondaar (elk mens) tot de dood schuldig is. En dat de zonde iets verschrikkelijks is dat leren we pas recht verstaan als we zien op Jezus die onze zonden op zich nam. Jezus onderging het oordeel van de voor een verloren mensheid, voor een ieder die dit leest. Jezus nam uw plaats in. Hij heeft ons oordeel weggedragen. En door Zijn bloedstortingen onze zonden verzoend. Een ieder die in dit zoenoffer gelooft, heeft Jezus ,,levend gemaakt".
Vanuit dit gezichtspunt gaan wij pas recht verstaan hoe geladen de woorden van Jezus zijn als Hij tot de schare spreekt. Zodra de schare tot de erkentenis komt dat Jezus het ware Brood uit de hemel is en zij hun hart en leven richten op Jezus, dan worden zij levend gemaakt in Christus. Dat is het grote wonder waarvan Jezus sprak tot het Joodse volk in Zijn dagen.
Op Gods beschikking zal Jezus Zijn volk tegemoet treden als de ware Hogepriester. Voor een beter begrip van deze belangrijke zaak gaan wij terug naar aartsvader Abraham.
Van hem lezen we dat, toen hij terugkwam van het verslaan van zijn vijanden, Melchizedek hem tegemoet trad met brood en met wijn. (Genesis 14 : 18 - 20 en Hebreën 7 : l - 4).
Zo zeker als Abraham na strijd en overwinning de geweldige ontmoeting met de Koning van (Jeru) Salem had, zo zeker zal in de nabije toekomst het Joodse volk, na zijn eeuwenlange strijd en de overwinning de Koning der Koningen en de Heere der Heeren ontmoeten. En alsdan zal geheel
Israël zalig worden. Zoals Romeinen 11 : 26 ons dit heel duidelijk zegt:
“En aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen,
Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden”.
We schreven reeds over deze verborgenheid, voor hoeveel (kerk)mensen is dit vandaag nog niet totaal onbekend! Zullen alle Israëliërs zalig worden?
Ja, allen, die zich afkeren van de antichrist behoren bij het overblijfsel, het laatste derde deel. Zij zullen komen, zegt Zacharia (12: 10-14):
“Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en
der gebeden; zij zullen hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over hem een rouwklacht
aanheffen als de rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over hem bitter leed dragen als het leed
om een eerstgeborene.
Te dien dage zal in Jeruzalem de rouwklacht groot zijn, zoals de rouwklacht van Hadadrimmon in het
dal van Megiddo; het land zal een rouwklacht aanheffen, alle geslachten afzonderlijk; het geslacht van het huis van David afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, het geslacht van het huis van Natan afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, het geslacht van het huis van Levi afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, het geslacht van Simeï afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, alle overige geslachten, alle geslachten afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk”.
Voor veel (kerk)mensen is de verborgenheid van God totaal onbekend: maar allen die zich in deze tijd afkeren van de antichrist, een overblijfsel, het derde deel, zullen gered worden.
(afb.: www.songteksten.nl/songteksten/54547/opwekking/de-here-is-mijn-herder.htm)
Alles bij elkaar gaan wij verstaan hoe machtig en majestueus Gods doen en handelen is met Zijn oude volk. Wij lazen in Johannes6, dat de schare na het broodwonder Jezus Koning wilde maken. Maar het plan van de God was anders. Het ging niet om een aards (vergankelijk) koninkrijk maar om een hemels Rijk. Een eeuwig Rijk.
Dit is alleen mogelijk door bekering en wedergeboorte van het gehele overblijfsel van IsraëI. Zal dit eenmaal zover komen?
Vier uitspraken van Jezus staan garant voor deze geweldige gebeurtenis. Johannes 6 vers 32 - 58 is één machtige profetie, maar de verzen 39, 40, 44 en 54 zijn wel heel bijzonder. Jezus zegt hier dat zij die Hem aannemen als ,,het Lam" dat de zonden der wereld heeft weggedragen en daarmede ook hun zonden, op het machtwoord van Jezus uit hun zondengraf zullen verrijzen:
“En dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets
verloren late gaan, maar het opwekke ten jongsten dage. Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage”.
Het valt niet te ontkennen dat Jezus hier geen twijfel over laat bestaan. Hij is het brood dat uit de hemel is nedergedaald. En zodra Israël tot het geloof komt zal het verrijzen op het machtwoord van zijn Koning en Heere. Hoe wonderbaar zijn alle dingen beschikt, dat blijkt ook uit het volgende.
Eerder schreven we dat Mozes in Leviticus 26 het Joodse volk erop heeft gewezen wat de gevolgen zouden zijn als het de weg van de Heer zou verlaten. Tot viermaal toe heeft Mozes het volk gewaarschuwd dat het zevenvoudig gewroken zou worden. Tot viermaal toe heeft Jezus betuigd dat het volk door bekering en wedergeboorte uit dat zondengraf zou verrijzen. En dan te weten dat het Joodse volk dit machtige wonder binnen zeer korte tijd als een bovenaardse werkelijkheid zal beleven!
Het eeuwige Koningschap van Jezus de Vredevorst.
Door het hiervoor gaande hebben we zekerheid dat God Zijn plan volvoert. Veel zou er nog aan toe te voegen zijn, maar wij willen tot slot onze aandacht richten op de zevende engel die gaat bazuinen.
In Openbaring 11: 15-19 lezen we:
“En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende: Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning
heersen tot in alle eeuwigheden. En de vierentwintig oudsten, die voor God op hun tronen gezeten waren, wierpen zich op hun aangezicht en aanbaden God, zeggende: Wij danken U, Here God, Almachtige, die is en die was, dat Gij uw grote macht hebt opgenomen en het koningschap hebt aanvaard; en de volkeren waren toornig geworden, maar uw toorn is gekomen en de tijd voor de doden om geoordeeld te worden en om het loon te geven aan uw knechten, profeten, en aan de heiligen en aan hen, die uw naam vrezen, aan de kleinen en de groten en om te verderven wie de aarde verderven. En de tempel Gods, die in de hemel is, ging open en de ark van zijn verbond werd zichtbaar in zijn tempel, en er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen en aardbeving en zware hagel”.
Men ziet: alles is duidelijk aangegeven. Het bazuinen van de zevende engel is het lied van de overwinning, dat Jezus Koning zal zijn over alle koninkrijken der wereld, ,,een eeuwig rijk", Jezus zal Heerser zijn tot in alle eeuwigheid.
In dit verband beseffen wij hoe listig satan te werk ging in de verzoeking in de woestijn om Jezus alle koninkrijken der aarde aan te bieden. Het was een raadsbesluit van de Here God inderdaad, maar satan heeft het accent verlegd. ,,Indien Gij mij aanbidt." Dit was het enige wat satan verlangde. Zo'n aanbidding zou echter catastrofaal geweest zijn voor de hele schepping.
Door de absolute overgave aan de Vader tijdens Zijn eerste omwandeling op aarde, Zijn voortdurende aanbidding van Zijn hemelse Vader en de volkomen overgave, gehoorzaam geworden tot de dood des kruises heeft Hij dit eeuwig rijk verworven.
Men lette vooral op het geweldige contrast. De eerste zes engelen hebben gebazuind en de zes gerichten kwamen op het volk, evenals bij de profeet Ezechiël. De zevende man met de schrijversinktkoker uit Ezechiëls echter komt overeen met deze zevende engel. Bij deze engel komt de glorie en heerlijkheid tot eer van de Naam van Jezus. Zo zien we dat Oude en Nieuwe Testament volkomen in overeenstemming zijn.
Ook de vier en twintig ouderlingen zijn er het bewijs van, twaalf uit de oude bedeling en twaalf
uit de nieuwe bedeling. Eén van geest voor de troon des Allerhoogste voor dankzegging en aanbidding. Na de strijd de overwinning. Het allergrootste in dit geweldige gebeuren is het sluitstuk in vers 19. De
tempel van Gods is geopend. Nadat alle verborgenheden op de aarde geopenbaard zijn komt de climax.
De hemelse glorie wordt op dit moment ten toon gespreid. En de tempel Gods is geopend geworden: Jezus sluit, en niemand opent, en Hij opent en niemand sluit. En hier ontsluit Jezus de schatkamers van de hemel, en de ark van Zijns verbond wordt gezien. En de tekenen van het verbond, die Mozes in de ark had neergelegd, worden duidelijk bevestigd op dit machtige en grote moment. Een verbond door Israël eenzijdig verbroken volgens Hosea 6 : 7, maar van Godswege nooit verbroken, zodat Zijn trouw aan Israël nooit gekrenkt is. Dat vredeverbond wat God met Israël gesloten heeft is nog steeds van dezelfde waarde en kracht. We lezen hiervan in Hebreeën 8: 8 en 10:
“Want Hij berispt hen, als Hij zegt: Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israëls
en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen, want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn”.
(afb.: www.songteksten.nl/songteksten/54547/opwekking/de-here-is-mijn-herder.htm)
Alles bij elkaar gaan wij verstaan hoe machtig en majestueus Gods doen en handelen is met Zijn oude volk. Wij lazen in Johannes6, dat de schare na het broodwonder Jezus Koning wilde maken. Maar het plan van de God was anders. Het ging niet om een aards (vergankelijk) koninkrijk maar om een hemels Rijk. Een eeuwig Rijk.
Dit is alleen mogelijk door bekering en wedergeboorte van het gehele overblijfsel van IsraëI. Zal dit eenmaal zover komen?
Vier uitspraken van Jezus staan garant voor deze geweldige gebeurtenis. Johannes 6 vers 32 - 58 is één machtige profetie, maar de verzen 39, 40, 44 en 54 zijn wel heel bijzonder. Jezus zegt hier dat zij die Hem aannemen als ,,het Lam" dat de zonden der wereld heeft weggedragen en daarmede ook hun zonden, op het machtwoord van Jezus uit hun zondengraf zullen verrijzen:
“En dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets
verloren late gaan, maar het opwekke ten jongsten dage. Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage”.
Het valt niet te ontkennen dat Jezus hier geen twijfel over laat bestaan. Hij is het brood dat uit de hemel is nedergedaald. En zodra Israël tot het geloof komt zal het verrijzen op het machtwoord van zijn Koning en Heere. Hoe wonderbaar zijn alle dingen beschikt, dat blijkt ook uit het volgende.
Eerder schreven we dat Mozes in Leviticus 26 het Joodse volk erop heeft gewezen wat de gevolgen zouden zijn als het de weg van de Heer zou verlaten. Tot viermaal toe heeft Mozes het volk gewaarschuwd dat het zevenvoudig gewroken zou worden. Tot viermaal toe heeft Jezus betuigd dat het volk door bekering en wedergeboorte uit dat zondengraf zou verrijzen. En dan te weten dat het Joodse volk dit machtige wonder binnen zeer korte tijd als een bovenaardse werkelijkheid zal beleven!
Het eeuwige Koningschap van Jezus de Vredevorst.
Door het hiervoor gaande hebben we zekerheid dat God Zijn plan volvoert. Veel zou er nog aan toe te voegen zijn, maar wij willen tot slot onze aandacht richten op de zevende engel die gaat bazuinen.
In Openbaring 11: 15-19 lezen we:
“En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende: Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning
heersen tot in alle eeuwigheden. En de vierentwintig oudsten, die voor God op hun tronen gezeten waren, wierpen zich op hun aangezicht en aanbaden God, zeggende: Wij danken U, Here God, Almachtige, die is en die was, dat Gij uw grote macht hebt opgenomen en het koningschap hebt aanvaard; en de volkeren waren toornig geworden, maar uw toorn is gekomen en de tijd voor de doden om geoordeeld te worden en om het loon te geven aan uw knechten, profeten, en aan de heiligen en aan hen, die uw naam vrezen, aan de kleinen en de groten en om te verderven wie de aarde verderven. En de tempel Gods, die in de hemel is, ging open en de ark van zijn verbond werd zichtbaar in zijn tempel, en er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen en aardbeving en zware hagel”.
Men ziet: alles is duidelijk aangegeven. Het bazuinen van de zevende engel is het lied van de overwinning, dat Jezus Koning zal zijn over alle koninkrijken der wereld, ,,een eeuwig rijk", Jezus zal Heerser zijn tot in alle eeuwigheid.
In dit verband beseffen wij hoe listig satan te werk ging in de verzoeking in de woestijn om Jezus alle koninkrijken der aarde aan te bieden. Het was een raadsbesluit van de Here God inderdaad, maar satan heeft het accent verlegd. ,,Indien Gij mij aanbidt." Dit was het enige wat satan verlangde. Zo'n aanbidding zou echter catastrofaal geweest zijn voor de hele schepping.
Door de absolute overgave aan de Vader tijdens Zijn eerste omwandeling op aarde, Zijn voortdurende aanbidding van Zijn hemelse Vader en de volkomen overgave, gehoorzaam geworden tot de dood des kruises heeft Hij dit eeuwig rijk verworven.
Men lette vooral op het geweldige contrast. De eerste zes engelen hebben gebazuind en de zes gerichten kwamen op het volk, evenals bij de profeet Ezechiël. De zevende man met de schrijversinktkoker uit Ezechiëls echter komt overeen met deze zevende engel. Bij deze engel komt de glorie en heerlijkheid tot eer van de Naam van Jezus. Zo zien we dat Oude en Nieuwe Testament volkomen in overeenstemming zijn.
Ook de vier en twintig ouderlingen zijn er het bewijs van, twaalf uit de oude bedeling en twaalf
uit de nieuwe bedeling. Eén van geest voor de troon des Allerhoogste voor dankzegging en aanbidding. Na de strijd de overwinning. Het allergrootste in dit geweldige gebeuren is het sluitstuk in vers 19. De
tempel van Gods is geopend. Nadat alle verborgenheden op de aarde geopenbaard zijn komt de climax.
De hemelse glorie wordt op dit moment ten toon gespreid. En de tempel Gods is geopend geworden: Jezus sluit, en niemand opent, en Hij opent en niemand sluit. En hier ontsluit Jezus de schatkamers van de hemel, en de ark van Zijns verbond wordt gezien. En de tekenen van het verbond, die Mozes in de ark had neergelegd, worden duidelijk bevestigd op dit machtige en grote moment. Een verbond door Israël eenzijdig verbroken volgens Hosea 6 : 7, maar van Godswege nooit verbroken, zodat Zijn trouw aan Israël nooit gekrenkt is. Dat vredeverbond wat God met Israël gesloten heeft is nog steeds van dezelfde waarde en kracht. We lezen hiervan in Hebreeën 8: 8 en 10:
“Want Hij berispt hen, als Hij zegt: Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israëls
en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen, want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn”.
(afb.: www.herschepping.nl)
Want Hij berispt hen, als Hij zegt: Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israëls en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen, want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.
En in Hebreeën 10 : 15 en 16 zegt de schrijver van de brief:
“En ook de Heilige Geest geeft ons daarvan getuigenis, want nadat Hij gezegd had: Dit is het verbond, waarmede Ik Mij aan hen verbinden zal na die dagen, zegt de Here: Ik zal mijn wetten in hun harten leggen, en die ook in hun verstand schrijven”.
Ook andere teksten kunnen in dit verband Messiaans opgevat worden: Psalm 72: 3. 8, 18 en 19.
Want Hij berispt hen, als Hij zegt: Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israëls en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen, want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.
En in Hebreeën 10 : 15 en 16 zegt de schrijver van de brief:
“En ook de Heilige Geest geeft ons daarvan getuigenis, want nadat Hij gezegd had: Dit is het verbond, waarmede Ik Mij aan hen verbinden zal na die dagen, zegt de Here: Ik zal mijn wetten in hun harten leggen, en die ook in hun verstand schrijven”.
Ook andere teksten kunnen in dit verband Messiaans opgevat worden: Psalm 72: 3. 8, 18 en 19.