Het Oude Testament.
Het Oude Testament (OT) is het eerste hoofddeel van het Bijbel, dat voorafgaat aan het Nieuwe Testament, het tweede en laatste hoofddeel. Het OT omvat de volgende 39 geschriften (Bijbelboeken):
Genesis
Exodus
Leviticus
Numeri
Deuteronomium
Jozua
Richteren
Ruth
1 Samuël
2 Samuël
1 Koningen
2 Koningen
1 Kronieken
2 Kronieken
Ezra
Nehemia
Esther
Job
Psalmen
Spreuken
Prediker
Hooglied
Jesaja
Genesis
Exodus
Leviticus
Numeri
Deuteronomium
Jozua
Richteren
Ruth
1 Samuël
2 Samuël
1 Koningen
2 Koningen
1 Kronieken
2 Kronieken
Ezra
Nehemia
Esther
Job
Psalmen
Spreuken
Prediker
Hooglied
Jesaja
De profeet Jeremia, afgebeeld in de Sixtijnse kapel van het Vaticaan te Rome.
(afb.:https://en.wikipedia.org/wiki/Sistine_Chapel)
Jeremia
Klaagliederen
Ezechiël
Daniël
Hosea
Joël
Amos,
Obadja
Jona
Micha,
Nahum
Habakuk
Sefanja
Haggai
Zacharia
Maleachi
Indelingen van het OT.
De Joden erkennen alleen het eerste deel van de Bijbel, het Oude Testament, als een heilig boek. Het Oude Testament noemen zij de 'Tenach'. Dit woord is een samenvoeging van de beginletters van de volgende drie woorden: Thorah ('wet'), Nebiïm ('profeten') en Ketoebim ('Geschriften'). De Hebreeën verdeelden hun heilige boeken (het Oude Testament) in drie delen: de Wet, de Profeten en de Geschriften.
De Wet (Thorah), bevattende de vijf boeken van Mozes:
Genesis
Exodus
Leviticus
Numeri
Deuteronomium
De Profeten (Nebiïm):
Vroegere profeten:
Jozua
Richteren
Samuël
Koningen
Latere profeten:
Jesaja
Jeremia
Ezechiël
12 kleine profeten
De Geschriften (Ketoebim):
Dichterlijke boeken
Psalmen
Job
Spreuken
(afb.:https://en.wikipedia.org/wiki/Sistine_Chapel)
Jeremia
Klaagliederen
Ezechiël
Daniël
Hosea
Joël
Amos,
Obadja
Jona
Micha,
Nahum
Habakuk
Sefanja
Haggai
Zacharia
Maleachi
Indelingen van het OT.
De Joden erkennen alleen het eerste deel van de Bijbel, het Oude Testament, als een heilig boek. Het Oude Testament noemen zij de 'Tenach'. Dit woord is een samenvoeging van de beginletters van de volgende drie woorden: Thorah ('wet'), Nebiïm ('profeten') en Ketoebim ('Geschriften'). De Hebreeën verdeelden hun heilige boeken (het Oude Testament) in drie delen: de Wet, de Profeten en de Geschriften.
De Wet (Thorah), bevattende de vijf boeken van Mozes:
Genesis
Exodus
Leviticus
Numeri
Deuteronomium
De Profeten (Nebiïm):
Vroegere profeten:
Jozua
Richteren
Samuël
Koningen
Latere profeten:
Jesaja
Jeremia
Ezechiël
12 kleine profeten
De Geschriften (Ketoebim):
Dichterlijke boeken
Psalmen
Job
Spreuken
Jobs vrienden wijten zijn melaatsheid in diverse dialogen als straf voor zijn zonden. Job protesteert hiertegen en richt zich tot zijn Heer: "Mijn daden waren goed en zijn in geen verhouding met het lijden".
(afb.: www.sparknotes.com › ... › Bible: The Old Testament)
De vijf rollen (Meggiloth):
Ruth
Hooglied
Prediker
Klaagliederen
Esther
Historische boeken
Daniël
Ezra-Nehemia
Kronieken
Deze driedeling klinkt door in de woorden van de Heer Jezus tot de Emmaüsgangers:
Lukas 24:44:” Hij nu zei tot hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles moest worden vervuld wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en in de profeten en psalmen. (TELOS)
De Heer Jezus sprak meermalen van "de Wet" en "de Profeten" tezamen (Matth. 5:17; 7:12; 11:13; 22:40; Luk. 16:16), bij voorbeeld:
Mattheüs 5:17:” Meent niet dat Ik ben gekomen om de wet of de profeten op te heffen; Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om te vervullen.(TELOS)
De Wet omvat Genesis tot en met Deuteronomium, ook wel naar het Grieks genoemd de Pentateuch (dat is een werk op vijf rollen geschreven). Het "Boek der Wet" wordt in Deut. 31:24, 36; Joz. 1:8; 8:34; 24:26 genoemd. Het eigenaardig karakter van elk der vijf delen geeft aan, dat het de bedoeling van de schrijver was om ze afzonderlijk te houden, en daarom werd aan ieder deel een bijzondere naam gegeven. De Hebreeën gebruikten hiervoor het voornaamste woord in elk eerste vers van een boek. In de Griekse vertaling van de Septuaginta worden zij aangeduid door titels welke niet het voornaamste woord, maar de inhoud aangeven; deze titels zijn nog in de Christelijke Kerk in gebruik, bv. Genesis, Exodus, enz.
De algemene benaming "de Profeten" werd aan de tweede groep boeken gegeven, omdat zij door profeten geschreven werden, die, als de leraars van het volk, vanzelf ook de geschiedschrijvers werden: bv. Samuël, Nathan, Gad, Iddo, Jesaja, Jeremia, enz. Wij lezen soms van hen, dat zij in gezelschappen bij elkaar woonden. Zij schijnen zich met letterkunde, muziek en het dichten van psalmen enz. bezig gehouden te hebben; en hun geschriften, zowel de stichtelijke als de geschiedkundige, werden als min of meer profetisch beschouwd.
Zij werden verdeeld in 'eerste' (Jozua, Richteren, 1 en 2 Samuel, 1 en 2 Koningen) en 'latere' profeten; deze laatste werden weer verdeeld in 'grote' en 'kleine' profeten. Tot de Majores werden gerekend de geschriften van Jesaja, Jeremia en Ezéchiël omdat zij groter omvang en hoger profetische waarde hadden; Minores heetten de twaalf overige profetische boeken.
Het boek Daniël werd uitgesloten, deels omdat de schrijver geen profetische bediening onder "het volk" had uitgeoefend, deels omdat het zo laat in de Heilige Canon werd opgenomen; en ook, in latere jaren, omdat het door de Christenen tegen de Joden werd aangehaald. Volgens de rabbijnen mag niemand vóór zijn dertigste jaar het hoek Daniël lezen. De Heer Jezus spreekt trouwens wel van 'de profeet Daniël' (Matth. 25:15).
De derde groep heilige boeken, de Schriften, bevat de overige boeken van de Hebreeuwse canon. Deze boeken worden in drie subgroepen verdeeld. De eerste subgroep bestond uit de stichtelijke boeken die bij dn dienst in de synagogen gebruikt werden (de Psalmen en Spreuken wekelijks en Job op de meeste grote vastendagen). Uit de tweede subgroep, de "vijf rollen" genoemd, werden voor het grootste gedeelte "de Lessen" genomen, die op bijzondere feestdagen werden voorgelezen. De derde subgroep was een soort aanhangsel, waarin die canonieke boeken geplaatst werden, welke niet tot "de Profeten" werden gerekend, onder ander het boek Daniël.
(afb.: www.sparknotes.com › ... › Bible: The Old Testament)
De vijf rollen (Meggiloth):
Ruth
Hooglied
Prediker
Klaagliederen
Esther
Historische boeken
Daniël
Ezra-Nehemia
Kronieken
Deze driedeling klinkt door in de woorden van de Heer Jezus tot de Emmaüsgangers:
Lukas 24:44:” Hij nu zei tot hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles moest worden vervuld wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en in de profeten en psalmen. (TELOS)
De Heer Jezus sprak meermalen van "de Wet" en "de Profeten" tezamen (Matth. 5:17; 7:12; 11:13; 22:40; Luk. 16:16), bij voorbeeld:
Mattheüs 5:17:” Meent niet dat Ik ben gekomen om de wet of de profeten op te heffen; Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om te vervullen.(TELOS)
De Wet omvat Genesis tot en met Deuteronomium, ook wel naar het Grieks genoemd de Pentateuch (dat is een werk op vijf rollen geschreven). Het "Boek der Wet" wordt in Deut. 31:24, 36; Joz. 1:8; 8:34; 24:26 genoemd. Het eigenaardig karakter van elk der vijf delen geeft aan, dat het de bedoeling van de schrijver was om ze afzonderlijk te houden, en daarom werd aan ieder deel een bijzondere naam gegeven. De Hebreeën gebruikten hiervoor het voornaamste woord in elk eerste vers van een boek. In de Griekse vertaling van de Septuaginta worden zij aangeduid door titels welke niet het voornaamste woord, maar de inhoud aangeven; deze titels zijn nog in de Christelijke Kerk in gebruik, bv. Genesis, Exodus, enz.
De algemene benaming "de Profeten" werd aan de tweede groep boeken gegeven, omdat zij door profeten geschreven werden, die, als de leraars van het volk, vanzelf ook de geschiedschrijvers werden: bv. Samuël, Nathan, Gad, Iddo, Jesaja, Jeremia, enz. Wij lezen soms van hen, dat zij in gezelschappen bij elkaar woonden. Zij schijnen zich met letterkunde, muziek en het dichten van psalmen enz. bezig gehouden te hebben; en hun geschriften, zowel de stichtelijke als de geschiedkundige, werden als min of meer profetisch beschouwd.
Zij werden verdeeld in 'eerste' (Jozua, Richteren, 1 en 2 Samuel, 1 en 2 Koningen) en 'latere' profeten; deze laatste werden weer verdeeld in 'grote' en 'kleine' profeten. Tot de Majores werden gerekend de geschriften van Jesaja, Jeremia en Ezéchiël omdat zij groter omvang en hoger profetische waarde hadden; Minores heetten de twaalf overige profetische boeken.
Het boek Daniël werd uitgesloten, deels omdat de schrijver geen profetische bediening onder "het volk" had uitgeoefend, deels omdat het zo laat in de Heilige Canon werd opgenomen; en ook, in latere jaren, omdat het door de Christenen tegen de Joden werd aangehaald. Volgens de rabbijnen mag niemand vóór zijn dertigste jaar het hoek Daniël lezen. De Heer Jezus spreekt trouwens wel van 'de profeet Daniël' (Matth. 25:15).
De derde groep heilige boeken, de Schriften, bevat de overige boeken van de Hebreeuwse canon. Deze boeken worden in drie subgroepen verdeeld. De eerste subgroep bestond uit de stichtelijke boeken die bij dn dienst in de synagogen gebruikt werden (de Psalmen en Spreuken wekelijks en Job op de meeste grote vastendagen). Uit de tweede subgroep, de "vijf rollen" genoemd, werden voor het grootste gedeelte "de Lessen" genomen, die op bijzondere feestdagen werden voorgelezen. De derde subgroep was een soort aanhangsel, waarin die canonieke boeken geplaatst werden, welke niet tot "de Profeten" werden gerekend, onder ander het boek Daniël.
Rond het begin van onze jaartelling was een boek een zeer kostbaar bezit. Boeken waren het trouwens ook niet zoals wij die kennen, maar waren boekrollen. De boeken werden daarom ook vooral voorgelezen . Dat was een belangrijke manier van omgaan met de Woorden van God. Daarnaast werden deze woorden uitgelegd. Dat werd vooral gedaan door mannen uit de stam van Levi, de levieten, die hier een bijzondere opdracht voor hadden. Meer daarover kan je leven in Nehemia 8 vers 8.
Deze oorspronkelijke volgorde van de boeken van het Oude Testament is gewijzigd, toen het Oude Testament in het Grieks vertaald werd, en die andere volgorde, zoals die ook in onze Bijbels voorkomt, is in latere vertalingen behouden, met of zonder veranderingen. In de Hebreeuwse Bijbel is de rangschikking van de boeken een geheel andere dan in onze Bijbel, die de rangschikking van de Septuaginta volgt.
In de Griekse vertaling van de Tenach, de Septuaginta (3e eeuw voor Chr.) is een andere indeling dan de Joodse toegepast:
Historische boeken:
Pentateuch (Torah: Genesis, Exodus, Leviticus, Deuteronomium))
Jozua
Richteren
Ruth
Samuël
Koningen
Kronieken
Ezra
Nehemia;
Esther
Dichterlijke boeken:
Job
Psalmen
Spreuken
Prediker
Hooglied
Profetische boeken:
Jesaja
Jeremia
Klaagliederen
Ezechiël
Daniël
12 kleine profeten:
De Hebreeuwse Tenach en de Griekse Septuagint tellen 24 boeken. In de eerste eeuw na Christus onderscheidt de bekende Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus geen 24 maar 22 boeken. Vermoedelijk heeft hij Richteren en Ruth als één boek genomen, als ook Jeremia en Klaagliederen. Hij maakt deze indeling:
- de vijf boeken van Mozes
- dertien profetische boeken
- vier boeken met lofprijzingen en leefregels (waarschijnlijk zijn bedoeld: Psalmen, Spreuken, Prediker en Job of Hooglied)
De indeling van de Septuaginta is overgenomen in de Latijnse Vertaling, de zogenaamde Vulgata, die bij de Rooms-katholieke Kerk in gebruik is.
Deze oorspronkelijke volgorde van de boeken van het Oude Testament is gewijzigd, toen het Oude Testament in het Grieks vertaald werd, en die andere volgorde, zoals die ook in onze Bijbels voorkomt, is in latere vertalingen behouden, met of zonder veranderingen. In de Hebreeuwse Bijbel is de rangschikking van de boeken een geheel andere dan in onze Bijbel, die de rangschikking van de Septuaginta volgt.
In de Griekse vertaling van de Tenach, de Septuaginta (3e eeuw voor Chr.) is een andere indeling dan de Joodse toegepast:
Historische boeken:
Pentateuch (Torah: Genesis, Exodus, Leviticus, Deuteronomium))
Jozua
Richteren
Ruth
Samuël
Koningen
Kronieken
Ezra
Nehemia;
Esther
Dichterlijke boeken:
Job
Psalmen
Spreuken
Prediker
Hooglied
Profetische boeken:
Jesaja
Jeremia
Klaagliederen
Ezechiël
Daniël
12 kleine profeten:
De Hebreeuwse Tenach en de Griekse Septuagint tellen 24 boeken. In de eerste eeuw na Christus onderscheidt de bekende Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus geen 24 maar 22 boeken. Vermoedelijk heeft hij Richteren en Ruth als één boek genomen, als ook Jeremia en Klaagliederen. Hij maakt deze indeling:
- de vijf boeken van Mozes
- dertien profetische boeken
- vier boeken met lofprijzingen en leefregels (waarschijnlijk zijn bedoeld: Psalmen, Spreuken, Prediker en Job of Hooglied)
De indeling van de Septuaginta is overgenomen in de Latijnse Vertaling, de zogenaamde Vulgata, die bij de Rooms-katholieke Kerk in gebruik is.
De Latijnse Vertaling, de zogenaamde Vulgata, is bij de Rooms-katholieke Kerk in gebruik.
De indeling van de Septuagint en van de Vulgata is weer overgenomen in het Protestantisme. De Vulgata bevat echter ook een aantal apocriefe boeken, die door de kerken van de Hervorming zijn afgewezen. In het Oude Testament, dat wij bezitten, zijn in het Protestantisme de boeken gerangschikt naar hun inhoud, n.l.:
Sommigen sluiten de boeken van Mozes in bij de geschiedkundige boeken. Deze zijn dan 17 in getal (Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium, Jozua, Richteren, Ruth, 1 Samuël, 2 Samuël, 1 Koningen, 2 Koningen, 1 Kronieken, 2 Kronieken, Ezra, Nehemia, Esther).
De dichterlijke boeken (Job, Psalmen, Spreuken van Salomo, Prediker, Hooglied van Salomo), vijf in getal, worden ook wel zedekundige genoemd, maar deze naam verdient geen aanbeveling, omdat alleen Spreuken en Prediker zedekundig van inhoud zijn.
De profetische boeken (Jesaja, Jeremia, Klaagliederen van Jeremia, Ezechiël, Daniël, Hoséa, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Zefanja, Haggaï, Zacharia, Maleachi) zijn 17 in getal.
Deze indeling in historische, dichterlijke en profetische boeken moet als onderscheiding, en niet als een strenge scheiding in drie soorten worden opgevat. Zo zijn er dichterlijke boeken, die historie (bijv. Job) en die profetie (bijv. Psalmen) bevatten, terwijl vele profetische boeken grotendeels dichterlijk van vorm zijn en in enkele ook historie (bijv. Jes. 36-39 , Jona) voorkomt.
Ook is de orde, waarin zij gerangschikt zijn, niet bepaald door de tijd van de vervaardiging. Vele historische boeken, bijv. Ezra, Nehemia, Esther, zijn van later dagtekening dan sommige dichterlijke en profetische, en onder de profetische zijn vele kleine, bijv. Joël, Obadja, Amos, Hosea, ouder dan de veel grotere boeken van Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël.
Verwijzingen in het NT.
Wanneer in het Nieuwe Testament sprake is van heel het Oude Testament, dan wordt dit meermalen aangeduid niet met één naam, maar met: 'De Wet en de Profeten' (Matth. 22:40) of met: 'de Wet en de Profeten en de Psalmen' (Luk. 24 :44). Met 'de Wet' worden dan de boeken van Mozes bedoeld. Ook wordt de naam 'Mozes' gebruikt om de eerste vijf Bijbelboeken (de zgn. Pentateuch) aan te duiden, bijv. in Hand. 15 :21, en in verband daarmee 'Mozes en de Profeten' als benaming voor het gehele Oude Testament, Luk. 16 :31; 24 :27;
Hand. 26 :22.
De indeling van de Septuagint en van de Vulgata is weer overgenomen in het Protestantisme. De Vulgata bevat echter ook een aantal apocriefe boeken, die door de kerken van de Hervorming zijn afgewezen. In het Oude Testament, dat wij bezitten, zijn in het Protestantisme de boeken gerangschikt naar hun inhoud, n.l.:
- De vijf Boeken van Mozes (of Pentateuch).
- De Geschiedkundige Boeken (van Jozua tot en met Esther).
- De Dichterlijke of Stichtelijke Boeken (van Job tot en met het Hooglied).
- De Profetische Boeken (van Jesaja tot en met Maleachi).
Sommigen sluiten de boeken van Mozes in bij de geschiedkundige boeken. Deze zijn dan 17 in getal (Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium, Jozua, Richteren, Ruth, 1 Samuël, 2 Samuël, 1 Koningen, 2 Koningen, 1 Kronieken, 2 Kronieken, Ezra, Nehemia, Esther).
De dichterlijke boeken (Job, Psalmen, Spreuken van Salomo, Prediker, Hooglied van Salomo), vijf in getal, worden ook wel zedekundige genoemd, maar deze naam verdient geen aanbeveling, omdat alleen Spreuken en Prediker zedekundig van inhoud zijn.
De profetische boeken (Jesaja, Jeremia, Klaagliederen van Jeremia, Ezechiël, Daniël, Hoséa, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Zefanja, Haggaï, Zacharia, Maleachi) zijn 17 in getal.
Deze indeling in historische, dichterlijke en profetische boeken moet als onderscheiding, en niet als een strenge scheiding in drie soorten worden opgevat. Zo zijn er dichterlijke boeken, die historie (bijv. Job) en die profetie (bijv. Psalmen) bevatten, terwijl vele profetische boeken grotendeels dichterlijk van vorm zijn en in enkele ook historie (bijv. Jes. 36-39 , Jona) voorkomt.
Ook is de orde, waarin zij gerangschikt zijn, niet bepaald door de tijd van de vervaardiging. Vele historische boeken, bijv. Ezra, Nehemia, Esther, zijn van later dagtekening dan sommige dichterlijke en profetische, en onder de profetische zijn vele kleine, bijv. Joël, Obadja, Amos, Hosea, ouder dan de veel grotere boeken van Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël.
Verwijzingen in het NT.
Wanneer in het Nieuwe Testament sprake is van heel het Oude Testament, dan wordt dit meermalen aangeduid niet met één naam, maar met: 'De Wet en de Profeten' (Matth. 22:40) of met: 'de Wet en de Profeten en de Psalmen' (Luk. 24 :44). Met 'de Wet' worden dan de boeken van Mozes bedoeld. Ook wordt de naam 'Mozes' gebruikt om de eerste vijf Bijbelboeken (de zgn. Pentateuch) aan te duiden, bijv. in Hand. 15 :21, en in verband daarmee 'Mozes en de Profeten' als benaming voor het gehele Oude Testament, Luk. 16 :31; 24 :27;
Hand. 26 :22.
De christen gelooft in het onfeilbare Woord van God wat opgeschreven is in zowel het Oude als het Nieuwe Testament: het evangelie, de wet, maar ook de profeten. Hij vertrouwt niet alleen op Gods woord, maar ook op zijn wetten, zijn regels en zijn Verbond.
(afb.: https://www.ou.org/torah/parsha-series/vayigdal-moshe)
De historische boeken.
De historische boeken, zowel van het Oude als van het Nieuwe Testament, onderscheiden zich van alle gewone, menselijke geschiedenisboeken door hun inhoud, vorm en strekking. Duidelijk blijkt uit alle Bijbelboeken het openbaringskarakter van de Bijbel. Ze verhalen de daden van God, waardoor Hij Zich als Schepper en Herschepper heeft geopenbaard, en de woorden en daden van engelen en mensen slechts in zoverre, als hun door God een belangrijke plaats in de geschiedenis der Openbaring (heilsgeschiedenis) is toegewezen. Wat niet strekken kan om Gods werk in het licht te stellen, of wat daarvoor niet nodig geacht werd door de Heilige Geest, is niet meegedeeld. Alleen daaruit is het te verklaren, dat van sommige personen, gebeurtenissen, en zaken zeer in het kort, en van andere zeer uitvoerig wordt gehandeld. Bij het lezen van de geschiedkundige (historische) boeken moet vooral in het oog worden gehouden, dat de plaats die personen en tijden innemen, door de goddelijke Auteur van de Schriften is afgemeten en ingedeeld naar de betekenis die zij hebben voor de Godsopenbaring en voor onze kennis van die openbaring.
De historische boeken omvatten de geschiedenis van ongeveer 36 eeuwen, van de schepping van de wereld tot aan de nationale hervorming van Israël onder Nehemia. Bij de historische boeken is de volgorde vrijwel overeenkomstig de tijd en de volgorde van de gebeurtenissen, die zij verhalen. Alleen met Ezra, Nehemia en Esther is dit niet het geval. De geschiedenis in het boek Esther beschreven, valt in de tijd tussen de terugkeer onder Zerubbabel, Ezra 1-6, en de tweede uittocht uit het land van de ballingschap onder Ezra, ongeveer 80 jaar later. Naar de volgorde van het gebeuren leze men na Ezra 6 eerst het boek Esther, en daarna het vervolg van Ezra, waarbij het boek Nehemia aansluit.
Over de vijf boeken van Mozes, ofwel de Thora, ofwel de Pentateuch, zie art. Pentateuch.
De dichterlijke boeken.
Op de historische boeken volgen de dichterlijke boeken, zo genoemd, omdat zij niet, zoals de andere boeken, in verhalende stijl zijn geschreven, maar in hun geheel tot de Hebreeuwse poëzie gerekend kunnen worden.
De Hebreeuwse dichtkunst kent geen rijm, maar laat versregels vaak van voren met alfabetische volgletters beginnen, bijv. Psalm 25 (enkele verzen), Psalm 111 (enkele regels), Psalm 119 (strofen van telkens acht verzen).
Ook is kenmerkend voor de vorm, dat de gedachte niet in één enkel verslid alleen, maar in meerdere, elkaar opvolgende versleden wordt uitgesproken en uitgebreid. Dit is het zgn. parallellisme, dat is, het evenwijdig lopen van gedachten. Men onderscheidt drieërlei parallellisme:
Al is er dus geen sprake van maat of rijm, toch ontbreekt in de Hebreeuwse poëzie een zeker ritme, een zekere regelmatige afwisseling in de gang van verzen niet.
Synoniem parallellisme.
Soms wordt niet meteen van de éne gedachte overgegaan tot een andere, maar van de eerste een aanvulling in andere woorden gegeven, die de eerste gedachte nader verklaart: synoniem parallellisme.
Bijv.
Psalm 114:
Toen Israël uit Egypte toog,
het huis van Jakob van een volk, dat een vreemde taal had,
zo werd Juda tot Zijn heiligdom,
Israël Zijn volkomen heerschappij, enz.
Psalm 2 :1
Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid?
(afb.: https://www.ou.org/torah/parsha-series/vayigdal-moshe)
De historische boeken.
De historische boeken, zowel van het Oude als van het Nieuwe Testament, onderscheiden zich van alle gewone, menselijke geschiedenisboeken door hun inhoud, vorm en strekking. Duidelijk blijkt uit alle Bijbelboeken het openbaringskarakter van de Bijbel. Ze verhalen de daden van God, waardoor Hij Zich als Schepper en Herschepper heeft geopenbaard, en de woorden en daden van engelen en mensen slechts in zoverre, als hun door God een belangrijke plaats in de geschiedenis der Openbaring (heilsgeschiedenis) is toegewezen. Wat niet strekken kan om Gods werk in het licht te stellen, of wat daarvoor niet nodig geacht werd door de Heilige Geest, is niet meegedeeld. Alleen daaruit is het te verklaren, dat van sommige personen, gebeurtenissen, en zaken zeer in het kort, en van andere zeer uitvoerig wordt gehandeld. Bij het lezen van de geschiedkundige (historische) boeken moet vooral in het oog worden gehouden, dat de plaats die personen en tijden innemen, door de goddelijke Auteur van de Schriften is afgemeten en ingedeeld naar de betekenis die zij hebben voor de Godsopenbaring en voor onze kennis van die openbaring.
De historische boeken omvatten de geschiedenis van ongeveer 36 eeuwen, van de schepping van de wereld tot aan de nationale hervorming van Israël onder Nehemia. Bij de historische boeken is de volgorde vrijwel overeenkomstig de tijd en de volgorde van de gebeurtenissen, die zij verhalen. Alleen met Ezra, Nehemia en Esther is dit niet het geval. De geschiedenis in het boek Esther beschreven, valt in de tijd tussen de terugkeer onder Zerubbabel, Ezra 1-6, en de tweede uittocht uit het land van de ballingschap onder Ezra, ongeveer 80 jaar later. Naar de volgorde van het gebeuren leze men na Ezra 6 eerst het boek Esther, en daarna het vervolg van Ezra, waarbij het boek Nehemia aansluit.
Over de vijf boeken van Mozes, ofwel de Thora, ofwel de Pentateuch, zie art. Pentateuch.
De dichterlijke boeken.
Op de historische boeken volgen de dichterlijke boeken, zo genoemd, omdat zij niet, zoals de andere boeken, in verhalende stijl zijn geschreven, maar in hun geheel tot de Hebreeuwse poëzie gerekend kunnen worden.
De Hebreeuwse dichtkunst kent geen rijm, maar laat versregels vaak van voren met alfabetische volgletters beginnen, bijv. Psalm 25 (enkele verzen), Psalm 111 (enkele regels), Psalm 119 (strofen van telkens acht verzen).
Ook is kenmerkend voor de vorm, dat de gedachte niet in één enkel verslid alleen, maar in meerdere, elkaar opvolgende versleden wordt uitgesproken en uitgebreid. Dit is het zgn. parallellisme, dat is, het evenwijdig lopen van gedachten. Men onderscheidt drieërlei parallellisme:
- Synoniem parallellisme
- Antithetisch parallellisme
- Synthetisch parallellisme
Al is er dus geen sprake van maat of rijm, toch ontbreekt in de Hebreeuwse poëzie een zeker ritme, een zekere regelmatige afwisseling in de gang van verzen niet.
Synoniem parallellisme.
Soms wordt niet meteen van de éne gedachte overgegaan tot een andere, maar van de eerste een aanvulling in andere woorden gegeven, die de eerste gedachte nader verklaart: synoniem parallellisme.
Bijv.
Psalm 114:
Toen Israël uit Egypte toog,
het huis van Jakob van een volk, dat een vreemde taal had,
zo werd Juda tot Zijn heiligdom,
Israël Zijn volkomen heerschappij, enz.
Psalm 2 :1
Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid?
Een voorbeeld van synoniem parallellisme is Psalm 2:1-4: “Waarom woeden de heiden volken en bedenken de volken wat zonder inhoud is? De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde: ‘Wij moeten hun juk afwerpen, ons van hun (voet) boeien bevrijden.’ Die in de hemel zetelt lacht, de Heere zal hen bespotten”.
(afb.: https://www.gotquestions.org/Jesus-High-Priest)
Psalm 34 :14
Bewaar uw tong van het kwade,
en uw lippen van bedrog te spreken.
Antithetisch parallellisme.
Soms vormen de gedachten een tegenstelling: antithetisch parallellisme. Voorbeelden:
Psalm 1:6
De Heere kent de weg der rechtvaardigen;
maar de weg der goddelozen zal vergaan.
Psalm 20:8,9
Deze vermelden van wagens en die van paarden;
maar wij zullen vermelden van de Naam des Heeren onzes Gods.
Spreuken 14:34
Gerechtigheid verhoogd een volk;
maar de zonde is een schandvlek der natiën.
Synthetisch parallellisme.
Soms wordt de gedachte uitgewerkt in een vergelijking: synthetisch parallellisme. Bijvoorbeeld:
Spreuken 25 :26
Een goede tijding uit een ver land
is als een beker koud water op een vermoeide ziel.
Dichterlijke stukken elders.
Ook in de historische en profetische boeken komen enkele dichterlijke stukken voor. In de historische o.a.:
Gen. 4 :23,24 Het lied van Lamech.
Ex. 15 Het overwinningslied van Mozes na de doortocht door de Schelfzee.
Num. 21 :17,18 Het lied van de put.
Num. 21 :27 – 30 Het lied op de verovering van Hesbon.
Deut. 32 Mozes laatste lied.
Richt. 5 Het lied van Debora.
1 Sam. 2 Hanna’s lofzang.
2 Sam. 1 :17 v. Davids klaaglied op de dood van Saul en Jonathan.
2 Sam. 3 :33,34 Davids klaaglied op de dood van Abner.
In de profetische boeken o.a.:
Jes. 5 Het lied van de wijnberg.
Jes. 14 Het spotlied op de gevallen koning van Babel.
Jes. 38 :9 v. De psalm van Hizkia.
Jona 2 Het gebed van Jona.
Hab. 3 De lofzang van Habakuk.
(afb.: https://www.gotquestions.org/Jesus-High-Priest)
Psalm 34 :14
Bewaar uw tong van het kwade,
en uw lippen van bedrog te spreken.
Antithetisch parallellisme.
Soms vormen de gedachten een tegenstelling: antithetisch parallellisme. Voorbeelden:
Psalm 1:6
De Heere kent de weg der rechtvaardigen;
maar de weg der goddelozen zal vergaan.
Psalm 20:8,9
Deze vermelden van wagens en die van paarden;
maar wij zullen vermelden van de Naam des Heeren onzes Gods.
Spreuken 14:34
Gerechtigheid verhoogd een volk;
maar de zonde is een schandvlek der natiën.
Synthetisch parallellisme.
Soms wordt de gedachte uitgewerkt in een vergelijking: synthetisch parallellisme. Bijvoorbeeld:
Spreuken 25 :26
Een goede tijding uit een ver land
is als een beker koud water op een vermoeide ziel.
Dichterlijke stukken elders.
Ook in de historische en profetische boeken komen enkele dichterlijke stukken voor. In de historische o.a.:
Gen. 4 :23,24 Het lied van Lamech.
Ex. 15 Het overwinningslied van Mozes na de doortocht door de Schelfzee.
Num. 21 :17,18 Het lied van de put.
Num. 21 :27 – 30 Het lied op de verovering van Hesbon.
Deut. 32 Mozes laatste lied.
Richt. 5 Het lied van Debora.
1 Sam. 2 Hanna’s lofzang.
2 Sam. 1 :17 v. Davids klaaglied op de dood van Saul en Jonathan.
2 Sam. 3 :33,34 Davids klaaglied op de dood van Abner.
In de profetische boeken o.a.:
Jes. 5 Het lied van de wijnberg.
Jes. 14 Het spotlied op de gevallen koning van Babel.
Jes. 38 :9 v. De psalm van Hizkia.
Jona 2 Het gebed van Jona.
Hab. 3 De lofzang van Habakuk.
In het profetische boek Habakuk gaat het over het lied van de wijnberg. In Hab. 3: 17, 18 staat:” Alhoewel de vijgenboom niet bloeien zal, en geen geen vrucht aan den wijnstok zijn zal..., zo zal ik nochtans in den HEERE van vreugde opspringen, ik zal mij verheugen in den God mijns heils.
(foto: edeleolijf.punt.nl)
De profetische boeken.
Zoals de openbaring ouder is dan de Schrift, zo is ook de profetie zelf ouder dan de profetische boeken. De profetie is even oud als de openbaring zelf, aangezien God Zich van stonde aan ook door haar aan mensen heeft geopenbaard. Reeds Henoch (Judas :14) en Noach (Gen. 9 :26,27) traden op als profeten. Profeten waren ook de aartsvaders in de zegening van hun zonen: Abraham, Gen. 20 :7; Izaäk, Gen. 27 :28,29; Jakob, Gen. 49.
De profetie bij het volk Israël, die doorloopt tot op Johannes de Doper, is begonnen bij Mozes de Middelaar van het Oude Verbond, de profeet des Heren bij uitnemendheid, Num. 11 :25, Deut. 18 :18, maar pas in de dagen van Samuël ving de geregelde profetische dienst bij Gods oude volk aan, en vormden de profeten een eigen stand (klasse). De profetische bediening ging echter niet over van vader op zoon. God riep en vervulde met Zijn Geest de mannen, die Hij tot profeet had verkoren en Hij deed dit zonder onderscheid uit alle lagen van het volk; soms viel het profetisch ambt samen met dan van priester, zoals bij Samuël, soms met dat van koning, zoals bij David, soms werden ook gewone levieten of eenvoudige herders met het profetenambt bekleed.
Uit wat meegedeeld wordt in 1 Sam. 10, 2 Kon. 2, 4 en 6 leiden velen af, dat er te Najoth bij Rama, Bethel, Gilgal en Jericho profetenscholen zouden geweest zijn, waar de zonen (leerlingen) der profeten zich samen toelegden op geestelijke oefeningen. Uit deze scholen zou dan de profetische geschiedschrijving zijn voortgekomen, die in de boeken Jozua, Richteren, Samuël en Koningen is bewaard. Anderen menen echter, dat deze opvatting geen steun vindt in de Heilige Schrift. In de Schrift wordt de naam “profetenschool” nooit gebruikt, en ook zou in de Bijbel geen enkele rechtstreekse aanduiding te vinden zijn van een afzonderlijke en gevestigde opleiding tot het profetenambt.
De oudere profeten van wie de werkzaamheden in de historische boeken wordt beschreven, worden profeten van de daad genoemd, en latere, van wiens hand de profetische boeken zijn, worden Schriftprofeten genoemd. Deze onderscheiding is niet onjuist, indien men hierbij maar niet uit het oog verliest dat alle profeten, hetzij dat ze nu wel of geen geschriften nalieten, profeten van het Woord zijn geweest, mannen, die de mond Gods tot het volk waren, om Zijn heilige wil de verkondigen.
De oudere profeten hielden zich uitsluitend bezig met de innerlijke aangelegenheden van het volk Israël, en hun woord richtte zich meer op het heden dan op de toekomst. Omdat dit, in zijn vermaning en waarschuwing, meer een onmiddellijk, praktisch doel had, is het niet beschreven geworden. Denk bijv. aan Elia en Eliza.
In de regeringstijd van koning Joas (zie hoofdstuk 4) komt hierin verandering. Gods oude volk liet, met verloochening van hun eigen roeping en bestemming, zich betrekken in de buitenlandse politiek. Vandaar nemen de latere profeten ook de omwonende volken in hun gezichtskring op. Staande in een, vanwege de afval en goddeloosheid van het volk, donker heden, richten zij hun oog naar de heldere toekomst, waarin de belofte van de Messias en Zijn heil voor alle volken in vervulling zal gaan. Omdat hun woord zich niet tot Israël beperkt, en ver boven het heden uitgaat, is het onder de leiding van de Heilige Geest beschreven geworden en zo bewaard voor de eeuwen, welke in de loop der geschiedenis, er de vervulling van zouden zien.
Toch hebben ook de profetische boeken een historische achtergrond. Omdat het volk de Heere verliet, bevatten zij allereerst de aankondiging van Gods oordelen met opwekking tot boete en berouw en vertroosting van de ware gelovigen. Maar in de gezichtskring van de schrijvers worden ook de andere volken betrokken, die naar Gods raad voor Israël een tuchtroede zullen zijn, en om hun eigen zonden gestraft, maar in de toekomst van het Messiaanse heil niet uitgesloten zullen worden.
De Messiaanse profetie loopt als een gouden draad door al de profetische boeken heen. En het laatste woord van de laatste van de profeten (Maleachi) is, dat “snel tot Zijn tempel
zal komen, die Here, dien gijlieden zoekt, te weten, de Engel des Verbonds, aan dewelke Gij lust hebt”.
Naar tijdsorde gerangschikt is de volgorde van de 16 profetische boeken als volgt: Obadja, Joël, Jona, Amos, Hosea, Jesaja, Micha, Nahum, Habakuk, Zefanja, Jeremia, Ezechiël, Daniël, Haggaï, Zacharia en Maleachi.
(foto: edeleolijf.punt.nl)
De profetische boeken.
Zoals de openbaring ouder is dan de Schrift, zo is ook de profetie zelf ouder dan de profetische boeken. De profetie is even oud als de openbaring zelf, aangezien God Zich van stonde aan ook door haar aan mensen heeft geopenbaard. Reeds Henoch (Judas :14) en Noach (Gen. 9 :26,27) traden op als profeten. Profeten waren ook de aartsvaders in de zegening van hun zonen: Abraham, Gen. 20 :7; Izaäk, Gen. 27 :28,29; Jakob, Gen. 49.
De profetie bij het volk Israël, die doorloopt tot op Johannes de Doper, is begonnen bij Mozes de Middelaar van het Oude Verbond, de profeet des Heren bij uitnemendheid, Num. 11 :25, Deut. 18 :18, maar pas in de dagen van Samuël ving de geregelde profetische dienst bij Gods oude volk aan, en vormden de profeten een eigen stand (klasse). De profetische bediening ging echter niet over van vader op zoon. God riep en vervulde met Zijn Geest de mannen, die Hij tot profeet had verkoren en Hij deed dit zonder onderscheid uit alle lagen van het volk; soms viel het profetisch ambt samen met dan van priester, zoals bij Samuël, soms met dat van koning, zoals bij David, soms werden ook gewone levieten of eenvoudige herders met het profetenambt bekleed.
Uit wat meegedeeld wordt in 1 Sam. 10, 2 Kon. 2, 4 en 6 leiden velen af, dat er te Najoth bij Rama, Bethel, Gilgal en Jericho profetenscholen zouden geweest zijn, waar de zonen (leerlingen) der profeten zich samen toelegden op geestelijke oefeningen. Uit deze scholen zou dan de profetische geschiedschrijving zijn voortgekomen, die in de boeken Jozua, Richteren, Samuël en Koningen is bewaard. Anderen menen echter, dat deze opvatting geen steun vindt in de Heilige Schrift. In de Schrift wordt de naam “profetenschool” nooit gebruikt, en ook zou in de Bijbel geen enkele rechtstreekse aanduiding te vinden zijn van een afzonderlijke en gevestigde opleiding tot het profetenambt.
De oudere profeten van wie de werkzaamheden in de historische boeken wordt beschreven, worden profeten van de daad genoemd, en latere, van wiens hand de profetische boeken zijn, worden Schriftprofeten genoemd. Deze onderscheiding is niet onjuist, indien men hierbij maar niet uit het oog verliest dat alle profeten, hetzij dat ze nu wel of geen geschriften nalieten, profeten van het Woord zijn geweest, mannen, die de mond Gods tot het volk waren, om Zijn heilige wil de verkondigen.
De oudere profeten hielden zich uitsluitend bezig met de innerlijke aangelegenheden van het volk Israël, en hun woord richtte zich meer op het heden dan op de toekomst. Omdat dit, in zijn vermaning en waarschuwing, meer een onmiddellijk, praktisch doel had, is het niet beschreven geworden. Denk bijv. aan Elia en Eliza.
In de regeringstijd van koning Joas (zie hoofdstuk 4) komt hierin verandering. Gods oude volk liet, met verloochening van hun eigen roeping en bestemming, zich betrekken in de buitenlandse politiek. Vandaar nemen de latere profeten ook de omwonende volken in hun gezichtskring op. Staande in een, vanwege de afval en goddeloosheid van het volk, donker heden, richten zij hun oog naar de heldere toekomst, waarin de belofte van de Messias en Zijn heil voor alle volken in vervulling zal gaan. Omdat hun woord zich niet tot Israël beperkt, en ver boven het heden uitgaat, is het onder de leiding van de Heilige Geest beschreven geworden en zo bewaard voor de eeuwen, welke in de loop der geschiedenis, er de vervulling van zouden zien.
Toch hebben ook de profetische boeken een historische achtergrond. Omdat het volk de Heere verliet, bevatten zij allereerst de aankondiging van Gods oordelen met opwekking tot boete en berouw en vertroosting van de ware gelovigen. Maar in de gezichtskring van de schrijvers worden ook de andere volken betrokken, die naar Gods raad voor Israël een tuchtroede zullen zijn, en om hun eigen zonden gestraft, maar in de toekomst van het Messiaanse heil niet uitgesloten zullen worden.
De Messiaanse profetie loopt als een gouden draad door al de profetische boeken heen. En het laatste woord van de laatste van de profeten (Maleachi) is, dat “snel tot Zijn tempel
zal komen, die Here, dien gijlieden zoekt, te weten, de Engel des Verbonds, aan dewelke Gij lust hebt”.
Naar tijdsorde gerangschikt is de volgorde van de 16 profetische boeken als volgt: Obadja, Joël, Jona, Amos, Hosea, Jesaja, Micha, Nahum, Habakuk, Zefanja, Jeremia, Ezechiël, Daniël, Haggaï, Zacharia en Maleachi.
Naar tijdsorde gerangschikt zijn er 16 profetische Bijbelboeken, waarvan Daniël één van de belangrijkste is. Hij legt de droom van Nebukadnezar uit, die gaat over de vier rijken die zich in de toekomst zullen ontvouwen in de menselijke geschiedenis van deze wereld.
(afb.: https://nl.wikipedia.org/wiki/Daniël_(Hebreeuwse_Bijbel)
In onze Bijbel vinden we eerst de vier zgn. grote profeten, en dan de 12 zgn. kleine. De woorden “groot” en “klein” hebben geen betrekking op de persoon of op de inhoud van hun geschriften, maar uitsluitend op de omvang van hun boeken. Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël worden de grote profeten genoemd, omdat hun boeken samen vier keer zo groot in omvang zijn als die van al de volgende boeken samen.
Indeling van een afzonderlijk boek.
De afzonderlijke boeken van het Oude Testament zijn nader verdeeld. De aanhalingen uit het O.T., die in het Nieuwe Testament voorkomen, noemen alleen het boek waaruit zij genomen zijn, bijvoorbeeld in Hand. 2:16: "Dit is wat gesproken is door de profeet Joël". Een uitzondering vormt de aanhaling door Paulus uit de Psalmen: in een prediking spreekt de apostel van "de tweede Psalm" (Hand. 13:33) en "een andere Psalm" (vers 35). De citaten in het N.T. zijn grotendeels uit de boeken die elke Sabbat in de synagoge gelezen werden.
De Talmoed verdeelde "de Wet" in 54 onderdelen, één voor elke Sabbat van het jaar (rekenend op de ingevoegde sprikkelmaand ve-adar). Deze onderdelen werden Parshioth (secties) genoemd, die weer in kleinere Parshioth werden verdeeld, welke het afgepaste gedeelte van de les uitmaakten, dat door elke lezer in het bijzonder werd genomen. Deze werden onder twee hoofden gebracht, nl. de "open" (Hebr. petuchot). welke aanduidden dat er een ander onderwerp werd begonnen, evenals onze tegenwoordige paragraaf, en in de handschriften met een nieuwe regel aanvingen; en de "gesloten" (Hebr. satumoth), overeenkomend met kleinere afdelingen, zoals zinsneden, alleen aangeduid door een open plaats in de regel. Opdat deze laatste door de lezer opgemerkt zouden worden, schreef men nog de letters "P" (van "Petuchot") "S" (van "Satumoth") op de kant van de regel.
De Profeten waren ook weer verdeeld in Sabbatlessen maar niet met gelijke nauwkeurigheid of gezag. Deze onderdelen werden Haptharoth genoemd, omdat zij onmiddellijk vóór het einde van de dienst gelezen werden. Deze werden in de negende eeuw n. C. door de Masoreten in verzen (Hebr. Pesukim) verdeeld en aan het einde van elk dezer werd in de Hebreeuwse handschriften een dubbele punt (:) geplaatst.
In de dertiende eeuw, werd een meer systematische verdeling in Capituta of hoofdstukken - aan Stephen Langton of Hugo van St. Cher toegescbreven - algemeen in de Latijnse Vulgata aangenomen om de verwijzingen naar de tekst gemakkelijker te maken. In de zestiende eeuw werd de Masoretiscbe verdeling in verzen met deze verdeling in hoofdstukken verenigd, en ging ook over in de Nederlandse vertaling.
Ontstaan en canonvorming.
Het is moeilijk de geschiedenis van het ontstaan van het OT na te gaan, omdat het bronnen materiaal zo oud is. De Joden hadden de gewoonte oude manuscripten te begraven als er nieuwe afschriften waren gemaakt, gevolg: wij hebben vrijwel geen enkel Bijbelboek in de oorspronkelijke versie.
In 1947 werden in de grotten van Qumran (zie foto) aan de Dode Zee de later zo genoemde "Dode-Zee-Rollen" ontdekt. Tot op dat moment waren de oudste kopieën van de Pentateuch exemplaren uit de 9e eeuw na Chr. De gevonden rollen van Qumran bevatten teksten die ongeveer 1000 jaar eerder waren opgeschreven (ca. 100 v. Chr.) In ieder geval bewijzen deze rollen dat het kopiëren van Bijbelteksten door de eeuwen heen zeer nauwkeurig werd gedaan.
(afb.: https://nl.wikipedia.org/wiki/Daniël_(Hebreeuwse_Bijbel)
In onze Bijbel vinden we eerst de vier zgn. grote profeten, en dan de 12 zgn. kleine. De woorden “groot” en “klein” hebben geen betrekking op de persoon of op de inhoud van hun geschriften, maar uitsluitend op de omvang van hun boeken. Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël worden de grote profeten genoemd, omdat hun boeken samen vier keer zo groot in omvang zijn als die van al de volgende boeken samen.
Indeling van een afzonderlijk boek.
De afzonderlijke boeken van het Oude Testament zijn nader verdeeld. De aanhalingen uit het O.T., die in het Nieuwe Testament voorkomen, noemen alleen het boek waaruit zij genomen zijn, bijvoorbeeld in Hand. 2:16: "Dit is wat gesproken is door de profeet Joël". Een uitzondering vormt de aanhaling door Paulus uit de Psalmen: in een prediking spreekt de apostel van "de tweede Psalm" (Hand. 13:33) en "een andere Psalm" (vers 35). De citaten in het N.T. zijn grotendeels uit de boeken die elke Sabbat in de synagoge gelezen werden.
De Talmoed verdeelde "de Wet" in 54 onderdelen, één voor elke Sabbat van het jaar (rekenend op de ingevoegde sprikkelmaand ve-adar). Deze onderdelen werden Parshioth (secties) genoemd, die weer in kleinere Parshioth werden verdeeld, welke het afgepaste gedeelte van de les uitmaakten, dat door elke lezer in het bijzonder werd genomen. Deze werden onder twee hoofden gebracht, nl. de "open" (Hebr. petuchot). welke aanduidden dat er een ander onderwerp werd begonnen, evenals onze tegenwoordige paragraaf, en in de handschriften met een nieuwe regel aanvingen; en de "gesloten" (Hebr. satumoth), overeenkomend met kleinere afdelingen, zoals zinsneden, alleen aangeduid door een open plaats in de regel. Opdat deze laatste door de lezer opgemerkt zouden worden, schreef men nog de letters "P" (van "Petuchot") "S" (van "Satumoth") op de kant van de regel.
De Profeten waren ook weer verdeeld in Sabbatlessen maar niet met gelijke nauwkeurigheid of gezag. Deze onderdelen werden Haptharoth genoemd, omdat zij onmiddellijk vóór het einde van de dienst gelezen werden. Deze werden in de negende eeuw n. C. door de Masoreten in verzen (Hebr. Pesukim) verdeeld en aan het einde van elk dezer werd in de Hebreeuwse handschriften een dubbele punt (:) geplaatst.
In de dertiende eeuw, werd een meer systematische verdeling in Capituta of hoofdstukken - aan Stephen Langton of Hugo van St. Cher toegescbreven - algemeen in de Latijnse Vulgata aangenomen om de verwijzingen naar de tekst gemakkelijker te maken. In de zestiende eeuw werd de Masoretiscbe verdeling in verzen met deze verdeling in hoofdstukken verenigd, en ging ook over in de Nederlandse vertaling.
Ontstaan en canonvorming.
Het is moeilijk de geschiedenis van het ontstaan van het OT na te gaan, omdat het bronnen materiaal zo oud is. De Joden hadden de gewoonte oude manuscripten te begraven als er nieuwe afschriften waren gemaakt, gevolg: wij hebben vrijwel geen enkel Bijbelboek in de oorspronkelijke versie.
In 1947 werden in de grotten van Qumran (zie foto) aan de Dode Zee de later zo genoemde "Dode-Zee-Rollen" ontdekt. Tot op dat moment waren de oudste kopieën van de Pentateuch exemplaren uit de 9e eeuw na Chr. De gevonden rollen van Qumran bevatten teksten die ongeveer 1000 jaar eerder waren opgeschreven (ca. 100 v. Chr.) In ieder geval bewijzen deze rollen dat het kopiëren van Bijbelteksten door de eeuwen heen zeer nauwkeurig werd gedaan.
In de grotten van Qumran zijn oude handschriften aangetroffen van praktisch het hele Oude Testament.
Ondanks het ontbreken van de oudste geschriften was het vaststellen van de juiste tekst geen kwestie van gokken, we beschikken over de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament die is gemaakt rondom de jaren 285-246 voor Chr. Toch zijn de beschikbare Hebreeuwse teksten van nog groter belang, omdat men bij het vertalen van het Hebreeuws naar het Grieks tamelijk vrij te werk ging.
Over het ontstaan van de Canon van het OT is ons weinig bekend. Volgens de Joodse overlevering bracht de Schriftgeleerde Ezra een groot deel van de boeken bijeen, maar ook vóór die tijd bestond er al een verzameling.
In de Hebreeuwse Canon werden de Bijbelboeken verdeeld in drie groepen: De Wet, De Profeten en De Geschriften. Het apocriefe boek van Sirach (ca. 130 v. Chr.) vermeld reeds deze indeling, maar vertelt niets over de inhoud.
De Dode Zee rollen bevatten teksten van alle boeken van het OT met uitzondering van Esther.
Flavius Josefus, historicus uit de 1e eeuw na Chr. noemt een lijst van 22 boeken van het OT.
De meeste oudtestamentische boeken worden in het NT aangehaald, waaruit blijkt dat de canon die Jezus gebruikte de algemeen erkende canon was. De apocriefe boeken die wel waren opgenomen in de Griekse Canon, worden in het NT nooit aangehaald.
Echtheid.
De echtheid van het Oude Testament is de eigenschap van de daarin vervatte geschriften dat zij het werk zijn van de personen wier naam zij dragen. Zijn de boeken van Mozes echt door hem geschreven? Zijn de Psalmen van David echt van hem? Is het boek Jeremia echt door de profeet Jeremia geschreven? Voor de echtheid van de O.T. geschriften kunnen uitwendige en inwendige bewijsgronden worden genoemd.
Uitwendig bewijs.
Wat zeggen anderen die historisch dichterbij de geschriften staan dan wij, aangaande de echtheid van het Oude Testament? Hun getuigenis vormt een uitwendig bewijs. De Joden, aan wie de boeken van het Oude Testament waren toevertrouwd, zijn altijd eenparig geweest in hun getuigenis, dat de Pentateuch door Mozes is geschreven; de Psalmen door David en diegenen wier namen er aan zijn toegevoegd; de Spreuken door Salomo, en de andere boeken door hen, wier namen zij dragen; en even eenparig leggen de Joden getuigenis af voor het gezag van die boeken waarvan de schrijvers onbekend zijn. De geschriften werden door opeenvolgende geslachten als geloofwaardig erkend, totdat we ze vermeld vinden in de voorrede van de Spreuken van Jezus Sirach, de verhandeling van de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus tegen Apion, en in de boeken van het Nieuwe Testament. Dikwijls wordt ook het ene geschrift in het andere aangehaald als geloofwaardig en echt.
De Pentateuch, de Psalmen en de Profeten, zowel als de geschiedkundige boeken worden als zodanig door de Heer Jezus zelf aangehaald. Hij noemt de Wet van Mozes het "Woord van God" (Mark. 7: 13). Hij zegt "dat geen titel of jota daarvan zal vergaan" (Matth. 5: 18). Hij verklaart dat "de Schrift niet kan gebroken worden" (Joh. 10: 35); Hij past de Schriften van het O.T. in hun geheel op Zichzelf, Zijn leven, lijden en sterven en opstanding toe. Het Levende Woord (Jezus Christus, Joh. 1:1) geeft dus getuigenis aan het geschreven Woord.
Door de achtereenvolgende Concilies van de Christelijke Kerk werden al de Boeken van het O.T. als echt aangenomen.
Inwendig bewijs.
Welk inwendig bewijs is er voor de echtheid van het O.T. geschriften? Hun echtheid blijkt uit de nationaliteit van de schrijvers, de taal van de geschriften, hun uitvoerigheid en hun onvoorbedachte overeenkomsten.
Wat de nationaliteit van de schrijvers betreft, zij zeggen allen (met mogelijke uitzondering der schrijvers van Job en Esther), Joden uit Palestina te zijn, een volk dat op bijzondere wijze van het overige gedeelte der mensheid was afgescheiden door godsdienst, door eigenaardige gebruiken, en door de gesteldheid van het land waar zij woonden. Deze eigenaardigheden vindt men overal terug in de O.T. boeken, welke geen spoor van aanraking met de letterkunde van andere landen dragen, behalve van die, waarvan de schrijvers zeggen in tijdelijke ballingschap te hebben verkeerd.
Ondanks het ontbreken van de oudste geschriften was het vaststellen van de juiste tekst geen kwestie van gokken, we beschikken over de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament die is gemaakt rondom de jaren 285-246 voor Chr. Toch zijn de beschikbare Hebreeuwse teksten van nog groter belang, omdat men bij het vertalen van het Hebreeuws naar het Grieks tamelijk vrij te werk ging.
Over het ontstaan van de Canon van het OT is ons weinig bekend. Volgens de Joodse overlevering bracht de Schriftgeleerde Ezra een groot deel van de boeken bijeen, maar ook vóór die tijd bestond er al een verzameling.
In de Hebreeuwse Canon werden de Bijbelboeken verdeeld in drie groepen: De Wet, De Profeten en De Geschriften. Het apocriefe boek van Sirach (ca. 130 v. Chr.) vermeld reeds deze indeling, maar vertelt niets over de inhoud.
De Dode Zee rollen bevatten teksten van alle boeken van het OT met uitzondering van Esther.
Flavius Josefus, historicus uit de 1e eeuw na Chr. noemt een lijst van 22 boeken van het OT.
De meeste oudtestamentische boeken worden in het NT aangehaald, waaruit blijkt dat de canon die Jezus gebruikte de algemeen erkende canon was. De apocriefe boeken die wel waren opgenomen in de Griekse Canon, worden in het NT nooit aangehaald.
Echtheid.
De echtheid van het Oude Testament is de eigenschap van de daarin vervatte geschriften dat zij het werk zijn van de personen wier naam zij dragen. Zijn de boeken van Mozes echt door hem geschreven? Zijn de Psalmen van David echt van hem? Is het boek Jeremia echt door de profeet Jeremia geschreven? Voor de echtheid van de O.T. geschriften kunnen uitwendige en inwendige bewijsgronden worden genoemd.
Uitwendig bewijs.
Wat zeggen anderen die historisch dichterbij de geschriften staan dan wij, aangaande de echtheid van het Oude Testament? Hun getuigenis vormt een uitwendig bewijs. De Joden, aan wie de boeken van het Oude Testament waren toevertrouwd, zijn altijd eenparig geweest in hun getuigenis, dat de Pentateuch door Mozes is geschreven; de Psalmen door David en diegenen wier namen er aan zijn toegevoegd; de Spreuken door Salomo, en de andere boeken door hen, wier namen zij dragen; en even eenparig leggen de Joden getuigenis af voor het gezag van die boeken waarvan de schrijvers onbekend zijn. De geschriften werden door opeenvolgende geslachten als geloofwaardig erkend, totdat we ze vermeld vinden in de voorrede van de Spreuken van Jezus Sirach, de verhandeling van de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus tegen Apion, en in de boeken van het Nieuwe Testament. Dikwijls wordt ook het ene geschrift in het andere aangehaald als geloofwaardig en echt.
De Pentateuch, de Psalmen en de Profeten, zowel als de geschiedkundige boeken worden als zodanig door de Heer Jezus zelf aangehaald. Hij noemt de Wet van Mozes het "Woord van God" (Mark. 7: 13). Hij zegt "dat geen titel of jota daarvan zal vergaan" (Matth. 5: 18). Hij verklaart dat "de Schrift niet kan gebroken worden" (Joh. 10: 35); Hij past de Schriften van het O.T. in hun geheel op Zichzelf, Zijn leven, lijden en sterven en opstanding toe. Het Levende Woord (Jezus Christus, Joh. 1:1) geeft dus getuigenis aan het geschreven Woord.
Door de achtereenvolgende Concilies van de Christelijke Kerk werden al de Boeken van het O.T. als echt aangenomen.
Inwendig bewijs.
Welk inwendig bewijs is er voor de echtheid van het O.T. geschriften? Hun echtheid blijkt uit de nationaliteit van de schrijvers, de taal van de geschriften, hun uitvoerigheid en hun onvoorbedachte overeenkomsten.
Wat de nationaliteit van de schrijvers betreft, zij zeggen allen (met mogelijke uitzondering der schrijvers van Job en Esther), Joden uit Palestina te zijn, een volk dat op bijzondere wijze van het overige gedeelte der mensheid was afgescheiden door godsdienst, door eigenaardige gebruiken, en door de gesteldheid van het land waar zij woonden. Deze eigenaardigheden vindt men overal terug in de O.T. boeken, welke geen spoor van aanraking met de letterkunde van andere landen dragen, behalve van die, waarvan de schrijvers zeggen in tijdelijke ballingschap te hebben verkeerd.
Uit Joël 1:13-14 en 2 : 15 - 17 blijkt dat zijn bediening als profeet heeft plaats gevonden vóór de Babylonische ballingschap. Ook de andere 'kleine profeten' traden op vóór de ballingschap. Schriftcritici voeren aan dat in Joël geen verwijzing naar het koningschap te vinden is en waarschuwingen tegen afgoderij ontbreken. Op deze gronden dateren zij het boek Joël na de ballingschap. Het ontbreken van het koningschap kan het gevolg zijn van het feit dat koning Joas in die periode nog te jong was om te regeren en dat de priester Jojada optrad als regent. Dan is het boek ongeveer te dateren rond het jaar 830 voor Christus.
(afb.: https://en.wikipedia.org/wiki/Sistine_Chapel)
De taal is, behalve in Daniël en Ezra, steeds Hebreeuws, dat spoedig na de Babylonische ballingschap ophield een levende taal te zijn. Sommige gedeelten van Daniël en ook van Ezra zijn in het Chaldeeuws geschreven, andere in een vorm van Aramees, welke de overgang is tot een latere taal en zich op verscheidene punten van het latere Chaldeeuws onderscheidt. Dit merkwaardige verschijnsel vindt zijn verklaring in het verblijf van Daniël en Ezra te Babylon, en hun betrekking tot de Babylonische en Perzische vorsten, die achtereenvolgens over die stad en de omliggende landen heerschappij voerden.
Wat de uitvoerigheid van de geschriften betreft, zij bevatten geschiedenissen, veelvuldige geslachtslijsten en levensbeschrijvingen, waarvan de juistheid min of meer getoetst kan worden aan andere geschriften, en men heeft geen wezenlijke afwijkingen kunnen ontdekken.
De onvoorbedachte overeenkomsten van de O.T. geschriften zijn talrijk en alle aandacht waard. Ook zijn de toespelingen op de natuurlijke gesteldheid van het land alleen toepasselijk op het land Israël, dat, wat de ligging en de aard van de bodem aangaat, zonder weerga is; ook komen de flora en de fauna geheel overeen met de voortbrengselen, die latere natuuronderzoekers in dat land hebben gevonden.
Onvervalstheid.
De onvervalstheid van het Oude Testament is de eigenschap van de daarin vervatte geschriften dat zij wezenlijk onveranderd zijn. De nauwgezetheid waarmee Ezra en zijn opvolgers zorg droegen, dat de tekst van het Oude Testament, nadat de Canon was voltooid, bewaard bleef, blijkt genoegzaam uit de grote nauwlettendheid, waarmede tegen afwijkingen in de tekst van de verschillende kopieën werd gewaakt. Dit treedt misschien het duidelijkst in het licht in enkele Psalmen, waarvan twee verschillende handschriften bestaan. In deze handschriften komen op sommige plaatsen niet minder dan zestig varianten voor. Voor het oude Hebreeuws, waarin het geschreven was, kwam na de ballingschap het Aramees (een vermenging van Chaldeeuws met Hebreeuws) in de plaats. Een tijdlang werd het Hebreeuws als de gewijde taal, het Aramees als de inheemse of landstaal beschouwd; maar vóór de Christelijke tijdrekening werden al de Heilige Schriften in het Aramees vertaald, en het blijkt duidelijk dat, in de dagen van Ezra, een Aramese vertaling op het lezen van het oorspronkelijke Hebreeuws in de synagogen volgde (Neh. 8:8). Deze Aramese vertolkingen, "Targoems" genaamd, zijn van grote waarde, daar zij bewijzen leveren voor de juistheid van de tekst der oude handschriften van het Oude Testament en ook de ware betekenis van duistere woorden aangeven.
De Hebreeuwse handschriften bestaan uit de rollen van de synagoge en de afschriften voor bijzonder gebruik. De eerste zijn de belangrijkste, en werden, zoals de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus ons verhaalt, op fijne dierenvellen geschreven. Hoeveel zorg aan het afschrijven werd besteed, blijkt uit de voorschriften, die de Talmoed daaromtrent geeft. Eén van de schrijvers kopieerde de medeklinkers, een ander voegde er de punten voor de klinkers en de accenten met blekere inkt aan toe, een derde zag de kopie na, en een vierde schreef in de Masorah, dat zijn aanvullende verklarende geschriften. Deze rollen bestonden uit (1) de Pentateuch (de vijf boeken van Mozes); (2) Megilloth ("rollen") en (3) Haftaroth ("sluitingen", gedeelten uit de Profeten). Aan deze handschriften, vergeleken met de Griekse vertalingen van de Alexandrijnse Joden, moet de juiste tekst van de Schriften ontleend worden. De Nederlandse Statenvertaling werd naar de beste, toen bekende, herzieningen bewerkt.Hier klikken om te bewerken.
(afb.: https://en.wikipedia.org/wiki/Sistine_Chapel)
De taal is, behalve in Daniël en Ezra, steeds Hebreeuws, dat spoedig na de Babylonische ballingschap ophield een levende taal te zijn. Sommige gedeelten van Daniël en ook van Ezra zijn in het Chaldeeuws geschreven, andere in een vorm van Aramees, welke de overgang is tot een latere taal en zich op verscheidene punten van het latere Chaldeeuws onderscheidt. Dit merkwaardige verschijnsel vindt zijn verklaring in het verblijf van Daniël en Ezra te Babylon, en hun betrekking tot de Babylonische en Perzische vorsten, die achtereenvolgens over die stad en de omliggende landen heerschappij voerden.
Wat de uitvoerigheid van de geschriften betreft, zij bevatten geschiedenissen, veelvuldige geslachtslijsten en levensbeschrijvingen, waarvan de juistheid min of meer getoetst kan worden aan andere geschriften, en men heeft geen wezenlijke afwijkingen kunnen ontdekken.
De onvoorbedachte overeenkomsten van de O.T. geschriften zijn talrijk en alle aandacht waard. Ook zijn de toespelingen op de natuurlijke gesteldheid van het land alleen toepasselijk op het land Israël, dat, wat de ligging en de aard van de bodem aangaat, zonder weerga is; ook komen de flora en de fauna geheel overeen met de voortbrengselen, die latere natuuronderzoekers in dat land hebben gevonden.
Onvervalstheid.
De onvervalstheid van het Oude Testament is de eigenschap van de daarin vervatte geschriften dat zij wezenlijk onveranderd zijn. De nauwgezetheid waarmee Ezra en zijn opvolgers zorg droegen, dat de tekst van het Oude Testament, nadat de Canon was voltooid, bewaard bleef, blijkt genoegzaam uit de grote nauwlettendheid, waarmede tegen afwijkingen in de tekst van de verschillende kopieën werd gewaakt. Dit treedt misschien het duidelijkst in het licht in enkele Psalmen, waarvan twee verschillende handschriften bestaan. In deze handschriften komen op sommige plaatsen niet minder dan zestig varianten voor. Voor het oude Hebreeuws, waarin het geschreven was, kwam na de ballingschap het Aramees (een vermenging van Chaldeeuws met Hebreeuws) in de plaats. Een tijdlang werd het Hebreeuws als de gewijde taal, het Aramees als de inheemse of landstaal beschouwd; maar vóór de Christelijke tijdrekening werden al de Heilige Schriften in het Aramees vertaald, en het blijkt duidelijk dat, in de dagen van Ezra, een Aramese vertaling op het lezen van het oorspronkelijke Hebreeuws in de synagogen volgde (Neh. 8:8). Deze Aramese vertolkingen, "Targoems" genaamd, zijn van grote waarde, daar zij bewijzen leveren voor de juistheid van de tekst der oude handschriften van het Oude Testament en ook de ware betekenis van duistere woorden aangeven.
De Hebreeuwse handschriften bestaan uit de rollen van de synagoge en de afschriften voor bijzonder gebruik. De eerste zijn de belangrijkste, en werden, zoals de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus ons verhaalt, op fijne dierenvellen geschreven. Hoeveel zorg aan het afschrijven werd besteed, blijkt uit de voorschriften, die de Talmoed daaromtrent geeft. Eén van de schrijvers kopieerde de medeklinkers, een ander voegde er de punten voor de klinkers en de accenten met blekere inkt aan toe, een derde zag de kopie na, en een vierde schreef in de Masorah, dat zijn aanvullende verklarende geschriften. Deze rollen bestonden uit (1) de Pentateuch (de vijf boeken van Mozes); (2) Megilloth ("rollen") en (3) Haftaroth ("sluitingen", gedeelten uit de Profeten). Aan deze handschriften, vergeleken met de Griekse vertalingen van de Alexandrijnse Joden, moet de juiste tekst van de Schriften ontleend worden. De Nederlandse Statenvertaling werd naar de beste, toen bekende, herzieningen bewerkt.Hier klikken om te bewerken.
Masorah’s zijn aanvullende verklarende geschriften van historische handschriften.
(afb. www.biblia.webd.pl/forum/viewtopic.)
Hoewel de "verschillende lezingen" in de handschriften en gedrukte uitgaven van de Hebreeuwse Bijbel zeer talrijk zijn, zo zijn zij toch van weinig betekenis. De Hebreeuwse Bijbel van onze tijd is in hoofdzaak dezelfde als de herziene uitgave door Ezra en anderen bewerkt, die ten tijde van de Heer Jezus de aangenomen tekst (Textus Receptus) was. Hier en daar zijn er echter nieuwe wendingen in de plaats gekomen voor de oude zinsbouw, duistere uitdrukkingen worden door aantekeningen verklaard en de tijdrekeningen en geslachtsregisters hebben geleden, voornamelijk door de dwalingen der afschrijvers. Men vindt er dus vele afwijkingen in de taal, maar geen in de betekenis van de oorspronkelijke schrijvers. Wij hebben geen autografen (= door de schrijver zelf geschreven exemplaren) en geen volledige handschriften noch van de Hebreeuwse, noch van de Griekse Schriften, evenmin bezitten wij die van enige Griekse of Latijnse klassieke schrijver; integendeel is er geen boek uit de oudheid (gewijd of ongewijd), waarvan de tekst niet min of meer onvolkomen is. In dit opzicht staan de Hebreeuwse schriften op één lijn met al de andere geschriften der oudheid. De heilige boeken hebben niet meer wijzigingen ondergaan dan gewone of klassieke werken. De aanwezigheid van vele handschriften maakt de tekst van een boek niet onbetrouwbaar, maar is uiterst nuttig, ja, noodzakelijk, om er de juiste lezing van vast te stellen.
De Talmoedisten ondernamen een strengkritische vergelijking van vele verschillende lezingen, die zij echter bevonden door traditionele verklaringen veroorzaakt te zijn. Zij verzamelden echter alles wat bekend en goedgekeurd was (zowel mondelinge als geschreven getuigenissen), betrekking hebbend op de heilige boeken; terwijl zij verwierpen wat niet op deugdelijke bewijsgronden rustte. In de zesde eeuw n. C. zuiverden de "Masoreten", een school van Joodse geleerden te Tiberias, de Talmoed van al de overgeleverde verklaringen (masorah), die er bij wijze van kritiek ingevoegd waren, en van al de taalkundige verbeteringen, ten einde de tekst van de Hebreeuwse Schriften weer onvervalst vast te stellen. Deze door hen bewerkte uitgave werd de standaardtekst, waarnaar de andere afschriften genomen werden. In de elfde eeuw werd de Masoretische tekst van Tiberias, bekend onder de naam van Palestijnse Codex, aan een vergelijking met de Babylonische tekst onderworpen; en men vond achthonderd verschillende lezingen, echter zonder dat de eigenlijke betekenis van de zaak door deze afwijkingen schade leed.
(afb. www.biblia.webd.pl/forum/viewtopic.)
Hoewel de "verschillende lezingen" in de handschriften en gedrukte uitgaven van de Hebreeuwse Bijbel zeer talrijk zijn, zo zijn zij toch van weinig betekenis. De Hebreeuwse Bijbel van onze tijd is in hoofdzaak dezelfde als de herziene uitgave door Ezra en anderen bewerkt, die ten tijde van de Heer Jezus de aangenomen tekst (Textus Receptus) was. Hier en daar zijn er echter nieuwe wendingen in de plaats gekomen voor de oude zinsbouw, duistere uitdrukkingen worden door aantekeningen verklaard en de tijdrekeningen en geslachtsregisters hebben geleden, voornamelijk door de dwalingen der afschrijvers. Men vindt er dus vele afwijkingen in de taal, maar geen in de betekenis van de oorspronkelijke schrijvers. Wij hebben geen autografen (= door de schrijver zelf geschreven exemplaren) en geen volledige handschriften noch van de Hebreeuwse, noch van de Griekse Schriften, evenmin bezitten wij die van enige Griekse of Latijnse klassieke schrijver; integendeel is er geen boek uit de oudheid (gewijd of ongewijd), waarvan de tekst niet min of meer onvolkomen is. In dit opzicht staan de Hebreeuwse schriften op één lijn met al de andere geschriften der oudheid. De heilige boeken hebben niet meer wijzigingen ondergaan dan gewone of klassieke werken. De aanwezigheid van vele handschriften maakt de tekst van een boek niet onbetrouwbaar, maar is uiterst nuttig, ja, noodzakelijk, om er de juiste lezing van vast te stellen.
De Talmoedisten ondernamen een strengkritische vergelijking van vele verschillende lezingen, die zij echter bevonden door traditionele verklaringen veroorzaakt te zijn. Zij verzamelden echter alles wat bekend en goedgekeurd was (zowel mondelinge als geschreven getuigenissen), betrekking hebbend op de heilige boeken; terwijl zij verwierpen wat niet op deugdelijke bewijsgronden rustte. In de zesde eeuw n. C. zuiverden de "Masoreten", een school van Joodse geleerden te Tiberias, de Talmoed van al de overgeleverde verklaringen (masorah), die er bij wijze van kritiek ingevoegd waren, en van al de taalkundige verbeteringen, ten einde de tekst van de Hebreeuwse Schriften weer onvervalst vast te stellen. Deze door hen bewerkte uitgave werd de standaardtekst, waarnaar de andere afschriften genomen werden. In de elfde eeuw werd de Masoretische tekst van Tiberias, bekend onder de naam van Palestijnse Codex, aan een vergelijking met de Babylonische tekst onderworpen; en men vond achthonderd verschillende lezingen, echter zonder dat de eigenlijke betekenis van de zaak door deze afwijkingen schade leed.
(In de zesde eeuw n. C. zuiverden de "Masoreten", een school van Joodse geleerden te Tiberias, de Talmoed van al de overgeleverde verklaringen (masorah), die er bij wijze van kritiek ingevoegd waren, èn van al de taalkundige verbeteringen, ten einde de tekst van de Hebreeuwse Schriften weer onvervalst vast te stellen.
(afb. alleindieheiligeschriftbibel.com/14)
De Samaritaanse Pentateuch moet tot een tijdperk behoren vóór de ballingschap van Juda, daar de Samaritanen daarna geen gemeenschap met de Joden hadden; het is zeer waarschijnlijk dat hij vóór de scheuring van de twee Koninkrijken tot stand kwam. Uit de zorgvuldige vergelijking van de Samaritaanse met de Hebreeuwse tekst ("Textus Receptus") is gebleken, dat deze twee op alle wezenlijke punten overeenstemmen, en dat er alleen enige afwijkingen zijn in de keuze van de woorden.
Fabelen en gelijkenissen.
Het Oude Testament bevat een aantal fabelen en gelijkenissen. Met 'fabel' bedoelen we hier niet "verzinsel", maar een "kort moraliserend verhaal met dieren of zaken als handelende personen" (Van Dale). We vinden de volgende fabelen en gelijkenissen:
Pentateuch.
De Pentateuch ("vijfdelig") is een benaming voor het vijfdelige boek van Mozes, de eerste vijf Bijbelboeken: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium.
De Griekse benaming ‘Pentateuch’, waar het Griekse woord ‘biblos’ (= boek) moet worden bij gedacht, betekent "vijfdelig boek". De Joden duiden de eerste vijf Bijbelboeken aan met de Hebreeuwse naam ‘Thora’ (= onderwijzing). Ze worden ook ‘de boeken van Mozes’ genoemd, omdat zij voor een groot deel door Mozes geschreven zijn. Andere verwante benamingen worden hieronder vermeld.
De Pentateuch wordt aan Mozes toegeschreven:
- door andere delen van het O.T., waar als het boek van Mozes als zodanig wordt aangehaald;
- door de Heer en zijn apostelen (Matth. 19:8; Joh. 7:19; Hand. 3:22), die het woord van Mozes als zodanig aanhalen;
- door de buiten-Bijbelse Joodse overlevering;
- door de buiten-Bijbelse heidense overlevering.
Overal waar de Pentateuch in de geschiedenis van het Oude Testament wordt vermeld, is er sprake van als van één boek, en als van een oorspronkelijk boek van Mozes, onder de volgende benamingen: "de "Wet van Mozes" (Ezra 7:6); "het Boek der Wet van Mozes" (Neh. 8:2); "het Boek van Mozes" (Ezra 6:18); "het Wetboek des Heeren, door de hand van Mozes" (2 Kron. 34:14), "het Boek van het Verbond" (2 Kron. 34: 30); "het Wetboek des Heeren" (2 Kron. 17:9). Deze benaming wordt gebezigd van de dagen van Jozafat (915 v. C.) af, tot de tijd van Jezus, de zoon van Sirach (ongeveer 250-200 v. C). Er kan weinig twijfel bestaan of het zo genoemde boek moet inderdaad hetzelfde zijn als onze Pentateuch, en geen ander dan het door Mozes aan de zijde van de ark geplaatste "Boek der Wet" (Deut. 31:26).
Een deel van de Pentateuch stamt van vóór Mozes en een ander deel is na Mozes toegevoegd. Er zijn schriftelijke oorkonden in opgenomen, die lang vóór Mozes bestonden, bijv. Gen. 5 :1vv. Uit de tijd na Mozes is niet alleen het bericht van zijn dood, Deut. 34, maar zijn ook aanwijzingen als Gen. 14:14 (de plaatsnaam Dan), Gen. 36:31b, Ex. 16:35, Num. 21:14,15 e.a.
(afb. alleindieheiligeschriftbibel.com/14)
De Samaritaanse Pentateuch moet tot een tijdperk behoren vóór de ballingschap van Juda, daar de Samaritanen daarna geen gemeenschap met de Joden hadden; het is zeer waarschijnlijk dat hij vóór de scheuring van de twee Koninkrijken tot stand kwam. Uit de zorgvuldige vergelijking van de Samaritaanse met de Hebreeuwse tekst ("Textus Receptus") is gebleken, dat deze twee op alle wezenlijke punten overeenstemmen, en dat er alleen enige afwijkingen zijn in de keuze van de woorden.
Fabelen en gelijkenissen.
Het Oude Testament bevat een aantal fabelen en gelijkenissen. Met 'fabel' bedoelen we hier niet "verzinsel", maar een "kort moraliserend verhaal met dieren of zaken als handelende personen" (Van Dale). We vinden de volgende fabelen en gelijkenissen:
- De bomen, die een koning kiezen, Richt. 9 : 7-20.
- De rijke en het ooilam van de arme, 2 Sam. 12 : 1-12.
- De twistende broers, 2 Sam. 14 :5-7.
- De gevangene, die ontvluchtte, 1 Kon. 20 :39,40.
- De distel en de ceder, 2 Kon. 14 :9.
- De wijngaard, die giftige druiven voortbrengt, Jes. 5 :1 v.
Pentateuch.
De Pentateuch ("vijfdelig") is een benaming voor het vijfdelige boek van Mozes, de eerste vijf Bijbelboeken: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium.
De Griekse benaming ‘Pentateuch’, waar het Griekse woord ‘biblos’ (= boek) moet worden bij gedacht, betekent "vijfdelig boek". De Joden duiden de eerste vijf Bijbelboeken aan met de Hebreeuwse naam ‘Thora’ (= onderwijzing). Ze worden ook ‘de boeken van Mozes’ genoemd, omdat zij voor een groot deel door Mozes geschreven zijn. Andere verwante benamingen worden hieronder vermeld.
De Pentateuch wordt aan Mozes toegeschreven:
- door andere delen van het O.T., waar als het boek van Mozes als zodanig wordt aangehaald;
- door de Heer en zijn apostelen (Matth. 19:8; Joh. 7:19; Hand. 3:22), die het woord van Mozes als zodanig aanhalen;
- door de buiten-Bijbelse Joodse overlevering;
- door de buiten-Bijbelse heidense overlevering.
Overal waar de Pentateuch in de geschiedenis van het Oude Testament wordt vermeld, is er sprake van als van één boek, en als van een oorspronkelijk boek van Mozes, onder de volgende benamingen: "de "Wet van Mozes" (Ezra 7:6); "het Boek der Wet van Mozes" (Neh. 8:2); "het Boek van Mozes" (Ezra 6:18); "het Wetboek des Heeren, door de hand van Mozes" (2 Kron. 34:14), "het Boek van het Verbond" (2 Kron. 34: 30); "het Wetboek des Heeren" (2 Kron. 17:9). Deze benaming wordt gebezigd van de dagen van Jozafat (915 v. C.) af, tot de tijd van Jezus, de zoon van Sirach (ongeveer 250-200 v. C). Er kan weinig twijfel bestaan of het zo genoemde boek moet inderdaad hetzelfde zijn als onze Pentateuch, en geen ander dan het door Mozes aan de zijde van de ark geplaatste "Boek der Wet" (Deut. 31:26).
Een deel van de Pentateuch stamt van vóór Mozes en een ander deel is na Mozes toegevoegd. Er zijn schriftelijke oorkonden in opgenomen, die lang vóór Mozes bestonden, bijv. Gen. 5 :1vv. Uit de tijd na Mozes is niet alleen het bericht van zijn dood, Deut. 34, maar zijn ook aanwijzingen als Gen. 14:14 (de plaatsnaam Dan), Gen. 36:31b, Ex. 16:35, Num. 21:14,15 e.a.
Overal waar de Pentateuch in de geschiedenis van het Oude Testament wordt vermeld, is er sprake van één boek, het éne oorspronkelijk boek van Mozes.
(Schilderij van Rembrandt).
In de Pentateuch vinden we de geschiedenis beschreven van de schepping van de wereld tot en met de dood van Mozes. Voor het grootste deel is deze beschreven in Genesis, dat eindigt met de mededeling van Jozefs sterven. Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium samen geven de geschiedenis van twee en een halve eeuw. Hierbij dient echter te worden opgemerkt, dat Exodus 1 en 2, dus twee hoofdstukken slechts, de historie verhalen van ruim twee eeuwen: van Jozefs dood tot Mozes in Midian. Exodus 3 tot en met Deuteronomium 34 omvatten slechts veertig jaren: de geschiedenis van Mozes’ roeping in zijn 80ste levensjaar tot zijn dood. Van de ruim 37 jaren van de omzwerving door de woestijn worden slechts enkele voorvallen meegedeeld, en zo zijn de vier boeken Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium bijna geheel gewijd aan de geschiedenis van de uittocht van de kinderen Israëls uit Egypte, met een half jaar voorbereiding, een jaar verblijf bij Sinaï, een korte tijd van de verdere reis tot aan het oordeel over hen, die 20 jaar oud en daarboven waren, en van het laatste jaar, toen Mozes het volk bracht aan de grenzen van Kanaän.
Echtheid van de boeken van Mozes.
Over het geheel genomen, pleiten verreweg de meeste getuigenissen voor de leer, dat de gehele Pentateuch (enige minder belangrijke zinsneden daargelaten) van de hand van Mozes is.
Genesis behoort tot de oudste boeken van de mensheid gerekend. Het moet echter beschouwd worden in verhand met de vier daaropvolgende boeken, waarvan het een wezenlijk deel uitmaakt. Het boek is van Mozes.
Sommige schriftverklaarders beweren, dat twee geheel onderscheiden verhalen samen geweven zijn: het ene, het oudste, waarin de Godheid steeds aangeduid wordt door de algemene benaming Elohim (God), terwijl zij In het andere met de meer mystieke naam van Jehova (de HEERE) wordt genoemd -de eerste naam stelt een algemene Goddelijke werking in de stoffelijke wereld voor; de laatste aanduiding een bovennatuurlijke, overheersende macht, welke alles in het aanzijn roept en bestuurt, en daarvoor aanbidding eist. Deze twee delen worden het Elohistiscbe en het Jehovistische genoemd; het eerste zou de natuurlijk en het laatste de geopenbaarde godsdienst leren. Er is echter in de gehele Pentateuch een eenheid, welke inderdaad gevoegelijk slechts aan één schrijver kan worden toegekend.
In het boek Exodus hebben sommige beoordeelaars ook het bestaan van twee onderscheiden ineengesmolten documenten (een Elohistisch en een Jehovistisch) menen te ontdekken; maar zij vinden het veel moeilijker ze nauwkeurig af te schelden.
Het gehele hoek draagt duidelijk een Egyptisch karakter, zoals uit onderzoekingen is gebleken. In de taal is een ruime inmenging van Egyptische woorden aan te duiden: bijv. de Tien Plagen, in drie groepen verdeeld, zijn gericht tegen de hoofdgodheden van het oude Egypte, n.l. het water, de hemellichamen en de aarde; evenzo in het Tweede Gebod.
Het is twijfelachtig of wij een tijdperk van 215 of van 430 jaar moeten rekenen voor het verblijf der Israëlieten te Egypte, daar de schriftplaatsen die er op doelen, tweeledig uitgelegd kunnen worden; uit de getalsterkte van het volk ten tijde van de uittocht, zou men voor het langste tijdperk moeten beslissen; terwijl het bericht dat het vierde geslacht na de intocht uit Egypte toog, meer voor het kortste tijdperk pleit.
In Leviticus en Numeri is men er niet in geslaagd twee onderscheidene Elohistische en Jehovistische delen vast te stellen; algemeen neemt men aan, dat er in hoofdzaak slechts één verhaal is, hoewel er misschien enige kleinere bijvoegsels in voorkomen.
Het boek Deuteronomium is door Mozes in zijn ouderdom geschreven, daar de schrijver klaarblijkelijk het oog heeft op de naderende intocht van de Israëlieten in het beloofde land. Het schijnbare verschil in stijl (eerst verhalend en daarna vermanend) in het boek Deuteronomium, zowel als zekere schijnbare strijdigheden tussen dit en de voorgaande boeken, heeft sommigen doen twijfelen of Mozes er werkelijk de schrijver van was. De tegenstrijdigheden zijn echter niet onverzoenbaar, en de voorschriften, die op een geregelde regeringsvorm, zelfs op een koninkrijk en op een blijvende nederzetting in steden doelen, kunnen heel goed voor de toekomst gegeven zijn. Aan de andere kant bestaan er vele punten van overeenkomst tussen Deuteronomium en de overige boeken van de Pentateuch (bijv. het gebruik van bijzondere Hebreeuwse woorden en taalkundige vormen, de veelvuldige toespelingen op de dienstbaarheid van de Joden in Egypte, op Egyptische wetten en gewoonten enz.), welke krachtig getuigen ten gunste van de mening, dat dit boek het werk van dezelfde schrijver is; waarbij nog gevoegd moet worden de rechtstreekse getuigenis van de schrijver zelfs in het boek, en de vele aanhalingen uit Deuteronomium als "de Wet van Mozes" in het Nieuwe Testament.
Flavius Josephus.
Flavius Josephus (37 - ca. 100 na Chr.) was een Joodse geschiedschrijver, geboren in een priesterfamilie. Tijdens de Joodse opstand (66-70 n.C.) tegen de Romeinse overheersing werd hij krijgsgevangen genomen. Later kwam hij in de gunst bij de Romeinse keizer. Zijn bekendste werken zijn De Joodse oorlog (De Bella Judaica) en Joodse Oudheiden (Antiquitates Judaicae). Hij overleed circa 100 na Chr. in Rome.
(Schilderij van Rembrandt).
In de Pentateuch vinden we de geschiedenis beschreven van de schepping van de wereld tot en met de dood van Mozes. Voor het grootste deel is deze beschreven in Genesis, dat eindigt met de mededeling van Jozefs sterven. Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium samen geven de geschiedenis van twee en een halve eeuw. Hierbij dient echter te worden opgemerkt, dat Exodus 1 en 2, dus twee hoofdstukken slechts, de historie verhalen van ruim twee eeuwen: van Jozefs dood tot Mozes in Midian. Exodus 3 tot en met Deuteronomium 34 omvatten slechts veertig jaren: de geschiedenis van Mozes’ roeping in zijn 80ste levensjaar tot zijn dood. Van de ruim 37 jaren van de omzwerving door de woestijn worden slechts enkele voorvallen meegedeeld, en zo zijn de vier boeken Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium bijna geheel gewijd aan de geschiedenis van de uittocht van de kinderen Israëls uit Egypte, met een half jaar voorbereiding, een jaar verblijf bij Sinaï, een korte tijd van de verdere reis tot aan het oordeel over hen, die 20 jaar oud en daarboven waren, en van het laatste jaar, toen Mozes het volk bracht aan de grenzen van Kanaän.
Echtheid van de boeken van Mozes.
Over het geheel genomen, pleiten verreweg de meeste getuigenissen voor de leer, dat de gehele Pentateuch (enige minder belangrijke zinsneden daargelaten) van de hand van Mozes is.
Genesis behoort tot de oudste boeken van de mensheid gerekend. Het moet echter beschouwd worden in verhand met de vier daaropvolgende boeken, waarvan het een wezenlijk deel uitmaakt. Het boek is van Mozes.
Sommige schriftverklaarders beweren, dat twee geheel onderscheiden verhalen samen geweven zijn: het ene, het oudste, waarin de Godheid steeds aangeduid wordt door de algemene benaming Elohim (God), terwijl zij In het andere met de meer mystieke naam van Jehova (de HEERE) wordt genoemd -de eerste naam stelt een algemene Goddelijke werking in de stoffelijke wereld voor; de laatste aanduiding een bovennatuurlijke, overheersende macht, welke alles in het aanzijn roept en bestuurt, en daarvoor aanbidding eist. Deze twee delen worden het Elohistiscbe en het Jehovistische genoemd; het eerste zou de natuurlijk en het laatste de geopenbaarde godsdienst leren. Er is echter in de gehele Pentateuch een eenheid, welke inderdaad gevoegelijk slechts aan één schrijver kan worden toegekend.
In het boek Exodus hebben sommige beoordeelaars ook het bestaan van twee onderscheiden ineengesmolten documenten (een Elohistisch en een Jehovistisch) menen te ontdekken; maar zij vinden het veel moeilijker ze nauwkeurig af te schelden.
Het gehele hoek draagt duidelijk een Egyptisch karakter, zoals uit onderzoekingen is gebleken. In de taal is een ruime inmenging van Egyptische woorden aan te duiden: bijv. de Tien Plagen, in drie groepen verdeeld, zijn gericht tegen de hoofdgodheden van het oude Egypte, n.l. het water, de hemellichamen en de aarde; evenzo in het Tweede Gebod.
Het is twijfelachtig of wij een tijdperk van 215 of van 430 jaar moeten rekenen voor het verblijf der Israëlieten te Egypte, daar de schriftplaatsen die er op doelen, tweeledig uitgelegd kunnen worden; uit de getalsterkte van het volk ten tijde van de uittocht, zou men voor het langste tijdperk moeten beslissen; terwijl het bericht dat het vierde geslacht na de intocht uit Egypte toog, meer voor het kortste tijdperk pleit.
In Leviticus en Numeri is men er niet in geslaagd twee onderscheidene Elohistische en Jehovistische delen vast te stellen; algemeen neemt men aan, dat er in hoofdzaak slechts één verhaal is, hoewel er misschien enige kleinere bijvoegsels in voorkomen.
Het boek Deuteronomium is door Mozes in zijn ouderdom geschreven, daar de schrijver klaarblijkelijk het oog heeft op de naderende intocht van de Israëlieten in het beloofde land. Het schijnbare verschil in stijl (eerst verhalend en daarna vermanend) in het boek Deuteronomium, zowel als zekere schijnbare strijdigheden tussen dit en de voorgaande boeken, heeft sommigen doen twijfelen of Mozes er werkelijk de schrijver van was. De tegenstrijdigheden zijn echter niet onverzoenbaar, en de voorschriften, die op een geregelde regeringsvorm, zelfs op een koninkrijk en op een blijvende nederzetting in steden doelen, kunnen heel goed voor de toekomst gegeven zijn. Aan de andere kant bestaan er vele punten van overeenkomst tussen Deuteronomium en de overige boeken van de Pentateuch (bijv. het gebruik van bijzondere Hebreeuwse woorden en taalkundige vormen, de veelvuldige toespelingen op de dienstbaarheid van de Joden in Egypte, op Egyptische wetten en gewoonten enz.), welke krachtig getuigen ten gunste van de mening, dat dit boek het werk van dezelfde schrijver is; waarbij nog gevoegd moet worden de rechtstreekse getuigenis van de schrijver zelfs in het boek, en de vele aanhalingen uit Deuteronomium als "de Wet van Mozes" in het Nieuwe Testament.
Flavius Josephus.
Flavius Josephus (37 - ca. 100 na Chr.) was een Joodse geschiedschrijver, geboren in een priesterfamilie. Tijdens de Joodse opstand (66-70 n.C.) tegen de Romeinse overheersing werd hij krijgsgevangen genomen. Later kwam hij in de gunst bij de Romeinse keizer. Zijn bekendste werken zijn De Joodse oorlog (De Bella Judaica) en Joodse Oudheiden (Antiquitates Judaicae). Hij overleed circa 100 na Chr. in Rome.
Flavius Josephus (37 - ca. 100 na Chr.) was een Joodse geschiedschrijver, geboren in een priesterfamilie.
(afb.: https://nl.wikipedia.org/wiki/Flavius_Josephus)
Mozes (zie eerder).
Mozes is de man die God gebruikte om Israël uit Egypte te verlossen en naar het Beloofde Land te leiden. Mozes schreef de eerste vijf boeken van de Bijbel en door zijn dienst ontving Israël de wet van God.
Mozes werd de Verlosser uit bange nood verwekt. Hij was de zoon van Amram en de broer van Mirjam en Aäron. Mozes’ vader Amram is de zoon van Kahath en de kleinzoon van Levi. Mozes was dus een achterkleinzoon van Levi en daarmee een Leviet. Van Jacob is Mozes een betachterkleinzoon.
Mozes leven (120 jaar) valt in drie gelijke delen uiteen: 40 jaar in Egypte; 40 jaar in Midian; 40 jaar Israëls leidsman tijdens de woestijnreis.
Mozes is eerst drie maanden verborgen; dan in een biezen kistje in de Nijl gelegd; gevonden door Farao’s dochter; gezoogd door zijn moeder Jochebed; opgevoed aan het hof van Egypte.
De naam 'Mozes' ontving hij van Farao's dochter en betekent 'uitgetrokken', indien ontleend aan het Hebreeuwse werkwoord 'mashah' (= uittrekken), of de naam betekent 'uit het water gered', indien ontleend aan de Egyptische woorden 'mo' (= water) en 'yses' (= gered, behouden), 'uit het water gered'.
Ex 2:10: “En toen het jongetje groot geworden was, bracht zij hem bij de dochter van de farao, en hij werd haar tot zoon. Zij gaf hem de naam Mozes. Want, zei ze, ik heb hem uit het water getrokken”.(HSV)
Op 40-jarige leeftijd zien we bij hem een vermenging van geloof en vleselijke ijver, Ex. 2 :10, Hand. 7 :23, Hebr. 11 :24-26. Want hij wil het volk helpen, maar doodt een Egyptenaar die een Israeliet mishandelt en vlucht, bevreesd om opgepakt te worden, naar het buitenland, naar Midian.
In Midian, gelegen bij het schiereiland Sinaï, woonden de Midianieten, de nakomelingen van Abraham en Ketura, Gen. 25 :2. Dit oord wordt voor Mozes de school van voorbereiding en geloofsoefening. Hij werkt er als schaapherder. Hij huwt met Zippora (='vogeltje'), de dochter van de priester Jethro (Rehuël). Bij Zippora krijgt Mozes twee zonen: Gersom (= 'verdrijving'; Mozes was vreemdeling geworden in een vreemd land) en Eliëzer (= 'mijn God is helper'; Mozes was door God van Farao’s hand gered). Hij verzuimt de besnijdenis van zijn zonen.
Terwijl Mozes in Midian woont, wordt in Egypte de druk op het volk Israël verzwaard. Vlak voor de verlossing roept Israël tot de Heere; God hoort, Hij gedenkt aan Zijn Verbond met Abraham, Izaäk en Jacob.
Op zijn 80e jaar wordt Mozes geroepen om Israël uit te leiden. God zent hem naar farao, de koning van Egypte. Zijn broer Aaron vergezelt hem.
Mozes neemt zijn vrouw en twee zonen mee naar Egypte. Het schijnt dat zij later zijn teruggekeerd naar Jethro, die ze terugbrengt bij Mozes als het volk uit Egypte is verlost en door de woestijn trekt.
Mozes kondigt als profeet de plagen over Egypte aan. Hij leidt, onder Gods hogere leiding, het menigmaal morrende volk Israël door de woestijn en brengt hen tot aan het Beloofde Land. Vanaf de berg Nebo overziet hij het land kort voor zijn dood.
Mozes is een voorafbeelding van de Heer Jezus die de zijnen uit de (macht van de) wereld, waarvan satan de overste is, verlost en hen tijdens de woestijnreis (hun tocht door de barre wereld) leidt en onderhoudt.
Meer informatie.
Mozes schreef over Christus. ‘Mozes heeft over Mij geschreven’ (Joh. 5:46).
Psalmen (Bijbelboek).
Het boek van de Psalmen is een verzameling van 150 lofzangen, gebeden, profetieën in de Bijbel. Ze worden in het Nieuwe Testament als één boek aangeduid: “het boek der Psalmen” (Luc. 20:42; Hand. 1:20).
Belangrijk boek.
Het boek der Psalmen is een belangrijk boek in het Oude Testament. Ze vormen zelfs een hoofddeel; de 150 psalmen vormen samen het langste boek van de Bijbel. De Joden delen het Oude Testament in drieën: Wet, Profeten, Geschriften. De Psalmen zijn het belangrijkste deel van de Geschriften. De Heer Jezus zei tot de Emmaüsgangers:
Lu 24:44: :”Hij nu zei tot hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles moest worden vervuld wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en in de profeten en psalmen.”(TELOS)
Het is ook een belangrijk boek omdat het ons veel vertelt over de Heer Jezus, Zijn lijden en verhoging. Psalm 2 is de in het Nieuwe Testament meest aangehaalde psalm.
Opmerkelijk boek.
Het boek der Psalmen is een opmerkelijk boek.
Door wie geschreven?
De Psalmen zijn onder goddelijke ingeving en besturing door mensen geschreven. De meeste psalmen zijn vervaardigd door David. Ook Asaj, Ethan, Beman, Mozes en Salomo hebben enige psalmen gedicht.
(afb.: https://nl.wikipedia.org/wiki/Flavius_Josephus)
Mozes (zie eerder).
Mozes is de man die God gebruikte om Israël uit Egypte te verlossen en naar het Beloofde Land te leiden. Mozes schreef de eerste vijf boeken van de Bijbel en door zijn dienst ontving Israël de wet van God.
Mozes werd de Verlosser uit bange nood verwekt. Hij was de zoon van Amram en de broer van Mirjam en Aäron. Mozes’ vader Amram is de zoon van Kahath en de kleinzoon van Levi. Mozes was dus een achterkleinzoon van Levi en daarmee een Leviet. Van Jacob is Mozes een betachterkleinzoon.
Mozes leven (120 jaar) valt in drie gelijke delen uiteen: 40 jaar in Egypte; 40 jaar in Midian; 40 jaar Israëls leidsman tijdens de woestijnreis.
Mozes is eerst drie maanden verborgen; dan in een biezen kistje in de Nijl gelegd; gevonden door Farao’s dochter; gezoogd door zijn moeder Jochebed; opgevoed aan het hof van Egypte.
De naam 'Mozes' ontving hij van Farao's dochter en betekent 'uitgetrokken', indien ontleend aan het Hebreeuwse werkwoord 'mashah' (= uittrekken), of de naam betekent 'uit het water gered', indien ontleend aan de Egyptische woorden 'mo' (= water) en 'yses' (= gered, behouden), 'uit het water gered'.
Ex 2:10: “En toen het jongetje groot geworden was, bracht zij hem bij de dochter van de farao, en hij werd haar tot zoon. Zij gaf hem de naam Mozes. Want, zei ze, ik heb hem uit het water getrokken”.(HSV)
Op 40-jarige leeftijd zien we bij hem een vermenging van geloof en vleselijke ijver, Ex. 2 :10, Hand. 7 :23, Hebr. 11 :24-26. Want hij wil het volk helpen, maar doodt een Egyptenaar die een Israeliet mishandelt en vlucht, bevreesd om opgepakt te worden, naar het buitenland, naar Midian.
In Midian, gelegen bij het schiereiland Sinaï, woonden de Midianieten, de nakomelingen van Abraham en Ketura, Gen. 25 :2. Dit oord wordt voor Mozes de school van voorbereiding en geloofsoefening. Hij werkt er als schaapherder. Hij huwt met Zippora (='vogeltje'), de dochter van de priester Jethro (Rehuël). Bij Zippora krijgt Mozes twee zonen: Gersom (= 'verdrijving'; Mozes was vreemdeling geworden in een vreemd land) en Eliëzer (= 'mijn God is helper'; Mozes was door God van Farao’s hand gered). Hij verzuimt de besnijdenis van zijn zonen.
Terwijl Mozes in Midian woont, wordt in Egypte de druk op het volk Israël verzwaard. Vlak voor de verlossing roept Israël tot de Heere; God hoort, Hij gedenkt aan Zijn Verbond met Abraham, Izaäk en Jacob.
Op zijn 80e jaar wordt Mozes geroepen om Israël uit te leiden. God zent hem naar farao, de koning van Egypte. Zijn broer Aaron vergezelt hem.
Mozes neemt zijn vrouw en twee zonen mee naar Egypte. Het schijnt dat zij later zijn teruggekeerd naar Jethro, die ze terugbrengt bij Mozes als het volk uit Egypte is verlost en door de woestijn trekt.
Mozes kondigt als profeet de plagen over Egypte aan. Hij leidt, onder Gods hogere leiding, het menigmaal morrende volk Israël door de woestijn en brengt hen tot aan het Beloofde Land. Vanaf de berg Nebo overziet hij het land kort voor zijn dood.
Mozes is een voorafbeelding van de Heer Jezus die de zijnen uit de (macht van de) wereld, waarvan satan de overste is, verlost en hen tijdens de woestijnreis (hun tocht door de barre wereld) leidt en onderhoudt.
Meer informatie.
Mozes schreef over Christus. ‘Mozes heeft over Mij geschreven’ (Joh. 5:46).
Psalmen (Bijbelboek).
Het boek van de Psalmen is een verzameling van 150 lofzangen, gebeden, profetieën in de Bijbel. Ze worden in het Nieuwe Testament als één boek aangeduid: “het boek der Psalmen” (Luc. 20:42; Hand. 1:20).
Belangrijk boek.
Het boek der Psalmen is een belangrijk boek in het Oude Testament. Ze vormen zelfs een hoofddeel; de 150 psalmen vormen samen het langste boek van de Bijbel. De Joden delen het Oude Testament in drieën: Wet, Profeten, Geschriften. De Psalmen zijn het belangrijkste deel van de Geschriften. De Heer Jezus zei tot de Emmaüsgangers:
Lu 24:44: :”Hij nu zei tot hen: Dit zijn de woorden die Ik tot u sprak toen Ik nog bij u was, dat alles moest worden vervuld wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en in de profeten en psalmen.”(TELOS)
Het is ook een belangrijk boek omdat het ons veel vertelt over de Heer Jezus, Zijn lijden en verhoging. Psalm 2 is de in het Nieuwe Testament meest aangehaalde psalm.
Opmerkelijk boek.
Het boek der Psalmen is een opmerkelijk boek.
- Opmerkelijk wat de lengte betreft: de 150 psalmen vormen samen het langste boek van de Bijbel
- Opmerkelijk wat het aantal schrijvers betreft: minstens zeven schrijvers, die met name vermeld worden (David het meest), hebben eraan meegewerkt.
- Opmerkelijk wat hun diversiteit en eenheid betreft. Ze vormen een schijnbaar onsamenhangende verzameling. Bij de eerste lezing is niet duidelijk wat hun verband is. Ze vormen echter een eenheid met een goddelijke harmonie en volgorde.
- Opmerkelijk wat betreft de tijdsruimte van het ontstaan: de ontstaansgeschiedenis omvat zo'n 1000 jaar. De oudste psalm is van Mozes en de jongste psalmen stammen uit de tijd van de Babylonische ballingschap of zelfs nog later.
Door wie geschreven?
De Psalmen zijn onder goddelijke ingeving en besturing door mensen geschreven. De meeste psalmen zijn vervaardigd door David. Ook Asaj, Ethan, Beman, Mozes en Salomo hebben enige psalmen gedicht.
David wordt als één van de belangrijkste psalmendichters aangemerkt.
(afb.: https://en.wikipedia.org/wiki/Psalmen_Davids)
God heeft de mond van de psalmschrijvers gebruikt. De psalmen bevatten enerzijds de uitdrukkingen van verschillende menselijke gemoedstoestanden en gedachten en de beschrijving van verschillende menselijke omstandigheden. Anderzijds is God Zelf door de menselijke psalmdichters aan het woord. Vele malen haalt het Nieuwe Testament de psalmen aan, waarbij meermalen wordt vermeld dat God of de Heilige Geest sprak, bijvoorbeeld ‘bij monde van David’:
Hnd 1:16: “Mannen broeders, het Schriftwoord moest vervuld worden, dat de Heilige Geest door de mond van David tevoren heeft gezegd over Judas, die de leidsman is geweest van hen die Jezus gevangen namen”.(TELOS)
Hnd 4:25: “die door de Heilige Geest bij monde van onze vader David, uw knecht, hebt gezegd: ‘Waarom hebben de naties gewoed en de volken ijdele dingen bedacht?”(TELOS)
Heb 4:7: “stelt Hij opnieuw een bepaalde dag vast: ‘Heden’, als Hij in David zo lange tijd daarna zegt, zoals tevoren gezegd is: ‘Heden, als u zijn stem hoort, verhardt uw harten niet”.
(TELOS)
De Heilige Geest heeft de tong van de psalmschrijver gebruikt om Zijn woorden op te schrijven. Een der psalmisten getuigt: ‘mijn tong is een pen van een vaardige schrijver’:
Ps 45:1: “Een onderwijzing, een lied der liefde, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach, op Schoschannim. (45-2) Mijn hart geeft een goede rede op; ik zegge mijn gedichten uit van een Koning; mijn tong is een pen eens vaardigen schrijvers.” (SV)
Voor wie en over wie geschreven?
De Psalmen zijn geschreven door Israëlieten voor hen die onder de wet van Mozes zijn (zie bijv. Ps. 1, 19, 119). De Psalmen gaan vooral over vrome Israëlieten (zoals bijvoorbeeld David, de man Gods) en hun wederwaardigheden.
Profetisch gezien gaan ze over de getrouwen in de toekomst: in de eerste plaats over de Heer Jezus en in de tweede plaats over het overblijfsel van Israel. Dat is de profetische hoofdinhoud.
De Psalmen gaan, profetisch gesproken, in de eerste plaats over de Heer Jezus, wiens lijden (bijv. Ps. 22, 69) en verhoging (bijv. Ps. 2, 8, 110) wordt voorzegd. Er is geen ander Bijbelboek dat ons zoveel meedeelt over de gevoelens en smarten van de Rechtvaardige.
In de tweede plaats handelen de Psalmen over het toekomstige gelovige overblijfsel, dat eveneens zal lijden en verhoogd zal worden. Belangrijk is op te merken, dat de Heer Jezus vaak wordt voorgesteld als direct verbonden met hen die verdrukt worden, met het getrouwe overblijfsel. Zie ook Matth. 25 : 35-40, waarin sprake is van “deze mijn broeders”. De volgende teksten spreken profetisch over de Heer Jezus en zijn 'broers'.
Ps 22:22 (22-23): “Zo zal ik Uw Naam mijn broederen vertellen; in het midden der gemeente zal ik U prijzen.”(SV)
Ps 22:25 (22-26): “Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente; ik zal mijn geloften betalen in tegenwoordigheid dergenen, die Hem vreze.”(SV)
De Heer Jezus zien wij dus verbonden met deze menigte gelovige en getrouwe Israelieten.
De Heer Jezus trekt zich het lot van het overblijfsel aan en maakt zich met hen één. Hij treedt in hun lijden in en lijdt zo met hen mee. Hun gevoelens worden Zijn gevoelens, hun lijden wordt Zijn lijden. “In al hun benauwdheid was Hij benauwd” (Jes. 63:9).
Wij zien in de psalmen de Heer Jezus niet verbonden met zijn Nieuwtestamentische gemeente, welke in het Oude Testament nog een verborgenheid was. De typische en fundamentele christelijke waarheden (dat God onze Vader is uit wie wij geboren zijn en wiens Zoon ons leven is; dat de Geest in ons woont; dat we met Christus zijn gestorven, levend gemaakt, opgewekt en geplaatst in de hemelse gewesten) vinden wij niet in de Psalmen. De Heilige Geest wordt in de Psalmen weliswaar genoemd. Terwijl David in psalm 51 echter aan God vraagt om Zijn Geest niet van hem weg te nemen, verzekert de Heer Jezus de zijnen dat de Geest met hen zal zijn tot in eeuwigheid. Vergelijk:
Ps 51:11 (51-13): “Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van mij.”
Joh 14:16: “En Ik zal de Vader vragen en Hij zal u een andere Voorspraak geven, opdat Die met u zal zijn tot in eeuwigheid”.(SV)
In de psalmen vinden wij smeking om vergeving en verzoening. De christen rust door genade in een volbracht werk, op grond waarvan hij vergeving heeft ontvangen en met God verzoend is. Voor de christen is een eeuwige verlossing tot stand gebracht.
(afb.: https://en.wikipedia.org/wiki/Psalmen_Davids)
God heeft de mond van de psalmschrijvers gebruikt. De psalmen bevatten enerzijds de uitdrukkingen van verschillende menselijke gemoedstoestanden en gedachten en de beschrijving van verschillende menselijke omstandigheden. Anderzijds is God Zelf door de menselijke psalmdichters aan het woord. Vele malen haalt het Nieuwe Testament de psalmen aan, waarbij meermalen wordt vermeld dat God of de Heilige Geest sprak, bijvoorbeeld ‘bij monde van David’:
Hnd 1:16: “Mannen broeders, het Schriftwoord moest vervuld worden, dat de Heilige Geest door de mond van David tevoren heeft gezegd over Judas, die de leidsman is geweest van hen die Jezus gevangen namen”.(TELOS)
Hnd 4:25: “die door de Heilige Geest bij monde van onze vader David, uw knecht, hebt gezegd: ‘Waarom hebben de naties gewoed en de volken ijdele dingen bedacht?”(TELOS)
Heb 4:7: “stelt Hij opnieuw een bepaalde dag vast: ‘Heden’, als Hij in David zo lange tijd daarna zegt, zoals tevoren gezegd is: ‘Heden, als u zijn stem hoort, verhardt uw harten niet”.
(TELOS)
De Heilige Geest heeft de tong van de psalmschrijver gebruikt om Zijn woorden op te schrijven. Een der psalmisten getuigt: ‘mijn tong is een pen van een vaardige schrijver’:
Ps 45:1: “Een onderwijzing, een lied der liefde, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach, op Schoschannim. (45-2) Mijn hart geeft een goede rede op; ik zegge mijn gedichten uit van een Koning; mijn tong is een pen eens vaardigen schrijvers.” (SV)
Voor wie en over wie geschreven?
De Psalmen zijn geschreven door Israëlieten voor hen die onder de wet van Mozes zijn (zie bijv. Ps. 1, 19, 119). De Psalmen gaan vooral over vrome Israëlieten (zoals bijvoorbeeld David, de man Gods) en hun wederwaardigheden.
Profetisch gezien gaan ze over de getrouwen in de toekomst: in de eerste plaats over de Heer Jezus en in de tweede plaats over het overblijfsel van Israel. Dat is de profetische hoofdinhoud.
De Psalmen gaan, profetisch gesproken, in de eerste plaats over de Heer Jezus, wiens lijden (bijv. Ps. 22, 69) en verhoging (bijv. Ps. 2, 8, 110) wordt voorzegd. Er is geen ander Bijbelboek dat ons zoveel meedeelt over de gevoelens en smarten van de Rechtvaardige.
In de tweede plaats handelen de Psalmen over het toekomstige gelovige overblijfsel, dat eveneens zal lijden en verhoogd zal worden. Belangrijk is op te merken, dat de Heer Jezus vaak wordt voorgesteld als direct verbonden met hen die verdrukt worden, met het getrouwe overblijfsel. Zie ook Matth. 25 : 35-40, waarin sprake is van “deze mijn broeders”. De volgende teksten spreken profetisch over de Heer Jezus en zijn 'broers'.
Ps 22:22 (22-23): “Zo zal ik Uw Naam mijn broederen vertellen; in het midden der gemeente zal ik U prijzen.”(SV)
Ps 22:25 (22-26): “Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente; ik zal mijn geloften betalen in tegenwoordigheid dergenen, die Hem vreze.”(SV)
De Heer Jezus zien wij dus verbonden met deze menigte gelovige en getrouwe Israelieten.
De Heer Jezus trekt zich het lot van het overblijfsel aan en maakt zich met hen één. Hij treedt in hun lijden in en lijdt zo met hen mee. Hun gevoelens worden Zijn gevoelens, hun lijden wordt Zijn lijden. “In al hun benauwdheid was Hij benauwd” (Jes. 63:9).
Wij zien in de psalmen de Heer Jezus niet verbonden met zijn Nieuwtestamentische gemeente, welke in het Oude Testament nog een verborgenheid was. De typische en fundamentele christelijke waarheden (dat God onze Vader is uit wie wij geboren zijn en wiens Zoon ons leven is; dat de Geest in ons woont; dat we met Christus zijn gestorven, levend gemaakt, opgewekt en geplaatst in de hemelse gewesten) vinden wij niet in de Psalmen. De Heilige Geest wordt in de Psalmen weliswaar genoemd. Terwijl David in psalm 51 echter aan God vraagt om Zijn Geest niet van hem weg te nemen, verzekert de Heer Jezus de zijnen dat de Geest met hen zal zijn tot in eeuwigheid. Vergelijk:
Ps 51:11 (51-13): “Verwerp mij niet van Uw aangezicht, en neem Uw Heiligen Geest niet van mij.”
Joh 14:16: “En Ik zal de Vader vragen en Hij zal u een andere Voorspraak geven, opdat Die met u zal zijn tot in eeuwigheid”.(SV)
In de psalmen vinden wij smeking om vergeving en verzoening. De christen rust door genade in een volbracht werk, op grond waarvan hij vergeving heeft ontvangen en met God verzoend is. Voor de christen is een eeuwige verlossing tot stand gebracht.
De psalmen tonen ons de Heer Jezus als een bron van troost. Hij is er voor ieder in perioden van vreugde en droefheid, maar ook van voorspoed.
(afb.: https://www.biblegateway.com)
Hoewel de Psalmen de toestanden van Israëlieten weergeven, die er in het verleden waren en in de toekomst zullen zijn, zijn ze waardevol of nuttig voor ons. Ze zijn een bron van troost. Doordat de gemoedstoestanden in perioden van vreugde en droefheid, van voorspoed en druk er in worden weergegeven, worden vele psalmen ook vaak door christenen in bijzondere omstandigheden met zegen gelezen en overdacht, De wraakgevoelens, die in sommige psalmen (bv. Ps. 109: 6 - 20 Ps. 137: 8, 9.) tot uiting komen, dienen echter niet in onze harten op te komen.
De psalmen zijn ook waardevol en nuttig omdat ze ons de Heer Jezus tonen, zij het niet in verbinding met de gemeente van Christus (de christelijke kerk). Ze kondigen zijn uitwendige lijden en heerlijkheid aan, maar beschrijven ons ook zijn innerlijke gevoelens. Ze gunnen ons een blik in het hart van de heilige Knecht van God. De psalmen zijn een bron van geestelijke genieting wat betreft het nader kennen van de Heiland. Wij zullen in de hemel delen in de heerlijkheid van de Koning die ons in de psalmen geschilderd worden.
Profetische zin.
De Psalmen zijn door God gegeven opdat ze vervuld zouden worden in de Heer Jezus Christus. En ze hebben hun vervulling gekregen in de Heer Jezus Christus. Hier zijn enkele teksten waarin de vervulling van profetieën uit de Psalmen is vermeld:
Joh 19:24: “Zij dan zeiden tot elkaar: Laten wij die niet scheuren, maar erom loten van wie die zal zijn; opdat de Schrift vervuld werd die zegt: ‘Zij hebben mijn kleren onder elkaar verdeeld en over mijn kleding hebben zij het lot geworpen’. De soldaten dan hebben dit gedaan”. (TELOS)
Joh 19:28: “Hierna zei Jezus, die wist dat nu alles was volbracht, opdat de Schrift werd vervuld: Ik heb dorst!”(TELOS)
Joh 19:36: “Want deze dingen zijn gebeurd opdat de Schrift vervuld wordt: ‘Geen been van Hem zal worden verbrijzeld”.(TELOS)
Hnd 1:16: “Mannen broeders, het Schriftwoord moest vervuld worden, dat de Heilige Geest door de mond van David tevoren heeft gezegd over Judas, die de leidsman is geweest van hen die Jezus gevangen namen”.(TELOS)
De Psalmen kunnen niet alleen op Hem worden toegepast: bijvoorbeeld in die zin dat uitgedrukte gevoelens ook bij de Heer Jezus vinden te zijn. De Psalmen zijn in Hem vervuld.
In de psalmen vinden we daarom profetie: toekomstige gebeurtenissen worden aangekondigd. Mattheüs noemt Asaf, één van de psalmschrijvers, een ‘profeet’.
Mt 13:34: “Al deze dingen sprak Jezus in gelijkenissen tot de menigten, en zonder gelijkenis sprak Hij niet tot hen”.
Mt 13:35: “opdat vervuld werd wat gesproken is door de profeet, die zei: ‘Ik zal mijn mond opendoen in gelijkenissen; ik zal dingen uitspreken die van de grondlegging van de wereld af verborgen zijn geweest”. (TELOS).
(afb.: https://www.biblegateway.com)
Hoewel de Psalmen de toestanden van Israëlieten weergeven, die er in het verleden waren en in de toekomst zullen zijn, zijn ze waardevol of nuttig voor ons. Ze zijn een bron van troost. Doordat de gemoedstoestanden in perioden van vreugde en droefheid, van voorspoed en druk er in worden weergegeven, worden vele psalmen ook vaak door christenen in bijzondere omstandigheden met zegen gelezen en overdacht, De wraakgevoelens, die in sommige psalmen (bv. Ps. 109: 6 - 20 Ps. 137: 8, 9.) tot uiting komen, dienen echter niet in onze harten op te komen.
De psalmen zijn ook waardevol en nuttig omdat ze ons de Heer Jezus tonen, zij het niet in verbinding met de gemeente van Christus (de christelijke kerk). Ze kondigen zijn uitwendige lijden en heerlijkheid aan, maar beschrijven ons ook zijn innerlijke gevoelens. Ze gunnen ons een blik in het hart van de heilige Knecht van God. De psalmen zijn een bron van geestelijke genieting wat betreft het nader kennen van de Heiland. Wij zullen in de hemel delen in de heerlijkheid van de Koning die ons in de psalmen geschilderd worden.
Profetische zin.
De Psalmen zijn door God gegeven opdat ze vervuld zouden worden in de Heer Jezus Christus. En ze hebben hun vervulling gekregen in de Heer Jezus Christus. Hier zijn enkele teksten waarin de vervulling van profetieën uit de Psalmen is vermeld:
Joh 19:24: “Zij dan zeiden tot elkaar: Laten wij die niet scheuren, maar erom loten van wie die zal zijn; opdat de Schrift vervuld werd die zegt: ‘Zij hebben mijn kleren onder elkaar verdeeld en over mijn kleding hebben zij het lot geworpen’. De soldaten dan hebben dit gedaan”. (TELOS)
Joh 19:28: “Hierna zei Jezus, die wist dat nu alles was volbracht, opdat de Schrift werd vervuld: Ik heb dorst!”(TELOS)
Joh 19:36: “Want deze dingen zijn gebeurd opdat de Schrift vervuld wordt: ‘Geen been van Hem zal worden verbrijzeld”.(TELOS)
Hnd 1:16: “Mannen broeders, het Schriftwoord moest vervuld worden, dat de Heilige Geest door de mond van David tevoren heeft gezegd over Judas, die de leidsman is geweest van hen die Jezus gevangen namen”.(TELOS)
De Psalmen kunnen niet alleen op Hem worden toegepast: bijvoorbeeld in die zin dat uitgedrukte gevoelens ook bij de Heer Jezus vinden te zijn. De Psalmen zijn in Hem vervuld.
In de psalmen vinden we daarom profetie: toekomstige gebeurtenissen worden aangekondigd. Mattheüs noemt Asaf, één van de psalmschrijvers, een ‘profeet’.
Mt 13:34: “Al deze dingen sprak Jezus in gelijkenissen tot de menigten, en zonder gelijkenis sprak Hij niet tot hen”.
Mt 13:35: “opdat vervuld werd wat gesproken is door de profeet, die zei: ‘Ik zal mijn mond opendoen in gelijkenissen; ik zal dingen uitspreken die van de grondlegging van de wereld af verborgen zijn geweest”. (TELOS).
In Nazareth pakte Jezus de boekrol van Jesaja en sprak dat in Hem vervuld werd wat in de Schriften over Hem voorzegd was.
(afb.: https://buscandoajesus.wordpress.com/articulos/la-sinagoga-judia)
Het profetisch karakter van de Psalmen is anders dan dat van de profetische boeken als bijv. Jesaja en Jeremia. In deze boeken spreekt God tot de mens, doch in de Psalmen spreken vooral mensen tot God. De mensen die in de Psalmen tot God spreken zijn getrouwe Israëlieten.
De psalmen vertolken tevens profetisch de gevoelens en gedachten van getrouwen uit Israël in de toekomst. Gevoelens en gedachten die we in de Psalmen vinden, zullen in de toekomst opnieuw aanwezig zijn in de harten van gelovige en trouwe Israëlieten. Deze worden wel genoemd ‘het gelovig overblijfsel’. De Heer Jezus zal hen, in onderscheid van de schapen en de bokken, noemen “deze broeders van mij” (Matth. 24:40) en “geringsten” (Matth. 24:45).
De Psalmen wijzen profetisch heen naar een tijd waarin Israel zal teruggekeerd zijn in het land, een deel van Israël Christus Jezus aannemen en hem gaan verwachten en zal uitzien naar Zijn komst, te midden van de verdrukking die ze lijden van de zijde van hun ongelovige volksgenoten en van de zijde van de omringende volkeren (bijv. Ps. 118)
De Psalmen spreken profetisch in de eerste plaats over de Heer Jezus. We vinden Hem niet in verbinding met Zijn gemeente (de christelijke kerk), maar in verbinding met het gelovig overblijfsel.
In de christenheid zijn de Psalmen vaak toegepast op de christelijke kerk, zonder te begrijpen dat ze heen wijzen naar het gelovig overblijfsel in de toekomst. De gedachte dat de gemeente in de plaats van Israel is gekomen en dat Israel voorgoed heeft afgedaan, heeft de ogen bedekt voor de toekomst van Israël als aangeduid in de Psalmen. Hoewel Israël thans terzijde is gesteld (Rom. 11), zal Israel ook weer hersteld worden. De Heer Jezus zelf past een gedeelte van Ps. 118 toe op het toekomstige Israël, wanneer hij zegt:
Mt 23:39: “Want Ik zeg u: u zult Mij van nu aan geenszins zien, totdat u zegt: ‘Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer”.(TELOS)
Vergelijk:
Mt 21:9: “De menigten nu die voor Hem uitgingen en zij die volgden, riepen de woorden: Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer! Hosanna in de hoogste hemelen!”(TELOS)
Ps 118:25: “Och HEERE! geef nu heil; och HEERE! geef nu voorspoed”.
Ps 118:26: “Gezegend zij hij, die daar komt in den Naam des HEEREN! Wij zegenen ulieden uit het huis des HEEREN”.(SV)
De profetische zin van het boek is weinig begrepen.
Indeling.
Het boek der Psalmen worden in vijf delen verdeeld, die eindigen met "Amen" of "Hallelujah". De indeling wordt niet in de Statenvertaling aangegeven, maar wel in de NBG51-vertaling. De samenvatting van de bekende indeling wordt gegeven uit een profetisch oogpunt..
Ps. 1-41, het eerste psalmboek. In dit deel vinden wij het meest over de Heer Jezus vermeld. Het bevat alles wat het overblijfsel van Israël moet weten over Hem. Naast Hem vinden wij het overblijfsel, dat in de stad Jeruzalem weer zal gaan offeren (offerdienst zal plegen).
Ps. 42-72, het tweede psalmboek. Het overblijfsel is verdreven uit Jeruzalem. Dit vinden we verklaard in de profetische boeken in het Oude Testament en in het boek Openbaring in het Nieuwe Testament. Het overblijfsel is verdwenen omdat de antichrist een eind maakt aan de eredienst en zijn verschrikkelijke afgod in de tempel opricht en iedereen dwingt om zich voor dat beeld neer te buigen.. In dit psalmboek horen wij het overblijfsel klagen in het Overjordaanse, ver van de plaats waar ze God gediend hebben. De Heer Jezus wordt dan als troost ingevoerd.
Ps. 73–89, het derde psalmboek. Dit beschrijft de toestand van de twaalf stammen. Het gaat terug tot het ontstaan van Israel. Wij zien hoe God ook de tien stammen, na de invoering van het Vrederijk, zal terugbrengen in het land. God zal het hele volk, de twee en tien stammen, verenigen onder de ware David.
(afb.: https://buscandoajesus.wordpress.com/articulos/la-sinagoga-judia)
Het profetisch karakter van de Psalmen is anders dan dat van de profetische boeken als bijv. Jesaja en Jeremia. In deze boeken spreekt God tot de mens, doch in de Psalmen spreken vooral mensen tot God. De mensen die in de Psalmen tot God spreken zijn getrouwe Israëlieten.
De psalmen vertolken tevens profetisch de gevoelens en gedachten van getrouwen uit Israël in de toekomst. Gevoelens en gedachten die we in de Psalmen vinden, zullen in de toekomst opnieuw aanwezig zijn in de harten van gelovige en trouwe Israëlieten. Deze worden wel genoemd ‘het gelovig overblijfsel’. De Heer Jezus zal hen, in onderscheid van de schapen en de bokken, noemen “deze broeders van mij” (Matth. 24:40) en “geringsten” (Matth. 24:45).
De Psalmen wijzen profetisch heen naar een tijd waarin Israel zal teruggekeerd zijn in het land, een deel van Israël Christus Jezus aannemen en hem gaan verwachten en zal uitzien naar Zijn komst, te midden van de verdrukking die ze lijden van de zijde van hun ongelovige volksgenoten en van de zijde van de omringende volkeren (bijv. Ps. 118)
De Psalmen spreken profetisch in de eerste plaats over de Heer Jezus. We vinden Hem niet in verbinding met Zijn gemeente (de christelijke kerk), maar in verbinding met het gelovig overblijfsel.
In de christenheid zijn de Psalmen vaak toegepast op de christelijke kerk, zonder te begrijpen dat ze heen wijzen naar het gelovig overblijfsel in de toekomst. De gedachte dat de gemeente in de plaats van Israel is gekomen en dat Israel voorgoed heeft afgedaan, heeft de ogen bedekt voor de toekomst van Israël als aangeduid in de Psalmen. Hoewel Israël thans terzijde is gesteld (Rom. 11), zal Israel ook weer hersteld worden. De Heer Jezus zelf past een gedeelte van Ps. 118 toe op het toekomstige Israël, wanneer hij zegt:
Mt 23:39: “Want Ik zeg u: u zult Mij van nu aan geenszins zien, totdat u zegt: ‘Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer”.(TELOS)
Vergelijk:
Mt 21:9: “De menigten nu die voor Hem uitgingen en zij die volgden, riepen de woorden: Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer! Hosanna in de hoogste hemelen!”(TELOS)
Ps 118:25: “Och HEERE! geef nu heil; och HEERE! geef nu voorspoed”.
Ps 118:26: “Gezegend zij hij, die daar komt in den Naam des HEEREN! Wij zegenen ulieden uit het huis des HEEREN”.(SV)
De profetische zin van het boek is weinig begrepen.
Indeling.
Het boek der Psalmen worden in vijf delen verdeeld, die eindigen met "Amen" of "Hallelujah". De indeling wordt niet in de Statenvertaling aangegeven, maar wel in de NBG51-vertaling. De samenvatting van de bekende indeling wordt gegeven uit een profetisch oogpunt..
Ps. 1-41, het eerste psalmboek. In dit deel vinden wij het meest over de Heer Jezus vermeld. Het bevat alles wat het overblijfsel van Israël moet weten over Hem. Naast Hem vinden wij het overblijfsel, dat in de stad Jeruzalem weer zal gaan offeren (offerdienst zal plegen).
Ps. 42-72, het tweede psalmboek. Het overblijfsel is verdreven uit Jeruzalem. Dit vinden we verklaard in de profetische boeken in het Oude Testament en in het boek Openbaring in het Nieuwe Testament. Het overblijfsel is verdwenen omdat de antichrist een eind maakt aan de eredienst en zijn verschrikkelijke afgod in de tempel opricht en iedereen dwingt om zich voor dat beeld neer te buigen.. In dit psalmboek horen wij het overblijfsel klagen in het Overjordaanse, ver van de plaats waar ze God gediend hebben. De Heer Jezus wordt dan als troost ingevoerd.
Ps. 73–89, het derde psalmboek. Dit beschrijft de toestand van de twaalf stammen. Het gaat terug tot het ontstaan van Israel. Wij zien hoe God ook de tien stammen, na de invoering van het Vrederijk, zal terugbrengen in het land. God zal het hele volk, de twee en tien stammen, verenigen onder de ware David.
Het vijfde psalmboek stelt de eindvervulling van al Gods wegen voor. We vinden er de zegeningen onder de heerschappij van de Gezalfde in het Vrederijk. De Psalmen eindigen met een groots halleluja, de hele schepping zal instemmen in een loflied, omdat alle dingen gebracht zijn onder de heerschappij van de Gezalfde en alles verlost is wat mag delen in de zegeningen.
(afb.: www.elim.nl/nl/theologiehemelse-samenkomst)
Ps. 90-106, het vierde psalmboek. De kring wordt nog wijder. Het gaat over de hele mensheid. De mens die schuldig staat voor God (Ps. 90.) Gods antwoord is dat Hij de eerste mens vervangt door de tweede mens, de laatste Adam. In Ps. 92-100 wordt de Eerstgeborene ingevoerd in deze wereld, om alles weer terecht te brengen en recht te zetten. En een eeuwige en heerlijke heerschappij op te richten.
Ps. 107-150, het vijfde psalmboek. Dit boek stelt de eindvervulling van al Gods wegen voor. We vinden er de zegeningen onder de heerschappij van de Gezalfde in het Vrederijk. De Psalmen eindigen met een groots halleluja; de hele schepping zal instemmen in een loflied, omdat alle dingen gebracht zijn onder de heerschappij van de Gezalfde en alles verlost is wat mag delen in de zegeningen.
De Psalmen kunnen naar hun inhoud ook anders worden verdeeld:
1. psalmen welke gebeden bevatten,
a. zoals om vergeving van zonden, waarbij schuld wordt beleden (Ps. 32, 51, 130)
b. waarin het verlangen naar gemeenschap met God in zijn tempel tot uiting komt (Ps. 84);
c. om verlossing in droeve tijden en verdrukking (Ps. 7, 13, 25)
2. psalmen die dankzeggingen aan de Here weergeven (Ps. 30,100,116);
3. psalmen die lof brengen aan God (Ps. 103, 136, 145 – 150);
4. psalmen die profetieën vermelden, vooral betreffende de Messias, zowel wat zijn lijden als wat zijn verheerlijking aangaat (Ps. 2, 8, 22, 40, 45, 69, 72, 102, 109, 118);
5. psalmen die onderwijzingen bevatten voor het praktisch geloofsleven (Ps. 1, 90, 119);
6. psalmen die de historie laten spreken (Ps. 104 – 107)
Lijden van Christus.
In de Psalmen vinden wij het lijden van Christus profetisch beschreven, onder twee verschillende aspecten: 1) Hij lijdt ten behoeve van zijn volk, 2) Hij lijdt samen met Zijn volk.
Als Hij lijdt voor (ten behoeve van) zijn volk, ter wille van hun verzoening, dan is dat van de zijde van God. Het is lijden dat God over hem bracht (Ps. 22, “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?”). Daar is Hij onder de toorn van een slaande God. In dat lijden voor zijn volk staat Hij alleen. Niemand kan Hem daarin bijstaan.
Als Hij lijdt met zijn volk, als Hij hun lijden deelt, dan gaat het om een lijden van de zijde van de mensen. De Psalmen beschrijven het lijden dat Hij – en in de toekomst het gelovige overblijfsel – ondervindt van de mensen om Hem heen. De mensen om Hem heen zijn de ongelovige volksgenoten en van de heidenen die God niet kenden.
Lijden voor Zijn volk.
Het lijden van Christus voor zijn volk heeft twee aspecten: ten opzicht van God en ten opzichte van de mensen. Ten opzichte van God: Christus’ lijden was tot verheerlijking van God. En tot bevrediging van de rechtvaardige eisen van de Heilige God (zie in het bijzonder Ps. 40; in het Oude Testament is het brandoffer een zinnebeeld van dit aspect van Christus’ lijden).
Ten opzichte van de mensen: om hun zonden te vergeven en hun zondige toestand in het oordeel weg te doen. Dit aspect vinden wij in het bijzonder in Psalm 22 (de zonde als de boze natuur van de mens) en in Psalm 69 (waar het gaat om de zondige daden en de schuld van de mens).
Lijden met zijn volk Het lijden van de Heer Jezus MET zijn volk, van de zijde van de mensen, heeft eveneens twee aspecten:
Wat het lijden van Christus met zijn volk, met betrekking tot God, betreft: God heeft met dat lijden een bedoeling: Hij wil het volk door lijden louteren en hun harten tot Zichzelf neigen, opdat zij hem volkomen toegewijd zullen zijn en met hun hele hart zullen uitzien naar de komst van de Christus.
(afb.: www.elim.nl/nl/theologiehemelse-samenkomst)
Ps. 90-106, het vierde psalmboek. De kring wordt nog wijder. Het gaat over de hele mensheid. De mens die schuldig staat voor God (Ps. 90.) Gods antwoord is dat Hij de eerste mens vervangt door de tweede mens, de laatste Adam. In Ps. 92-100 wordt de Eerstgeborene ingevoerd in deze wereld, om alles weer terecht te brengen en recht te zetten. En een eeuwige en heerlijke heerschappij op te richten.
Ps. 107-150, het vijfde psalmboek. Dit boek stelt de eindvervulling van al Gods wegen voor. We vinden er de zegeningen onder de heerschappij van de Gezalfde in het Vrederijk. De Psalmen eindigen met een groots halleluja; de hele schepping zal instemmen in een loflied, omdat alle dingen gebracht zijn onder de heerschappij van de Gezalfde en alles verlost is wat mag delen in de zegeningen.
De Psalmen kunnen naar hun inhoud ook anders worden verdeeld:
1. psalmen welke gebeden bevatten,
a. zoals om vergeving van zonden, waarbij schuld wordt beleden (Ps. 32, 51, 130)
b. waarin het verlangen naar gemeenschap met God in zijn tempel tot uiting komt (Ps. 84);
c. om verlossing in droeve tijden en verdrukking (Ps. 7, 13, 25)
2. psalmen die dankzeggingen aan de Here weergeven (Ps. 30,100,116);
3. psalmen die lof brengen aan God (Ps. 103, 136, 145 – 150);
4. psalmen die profetieën vermelden, vooral betreffende de Messias, zowel wat zijn lijden als wat zijn verheerlijking aangaat (Ps. 2, 8, 22, 40, 45, 69, 72, 102, 109, 118);
5. psalmen die onderwijzingen bevatten voor het praktisch geloofsleven (Ps. 1, 90, 119);
6. psalmen die de historie laten spreken (Ps. 104 – 107)
Lijden van Christus.
In de Psalmen vinden wij het lijden van Christus profetisch beschreven, onder twee verschillende aspecten: 1) Hij lijdt ten behoeve van zijn volk, 2) Hij lijdt samen met Zijn volk.
Als Hij lijdt voor (ten behoeve van) zijn volk, ter wille van hun verzoening, dan is dat van de zijde van God. Het is lijden dat God over hem bracht (Ps. 22, “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?”). Daar is Hij onder de toorn van een slaande God. In dat lijden voor zijn volk staat Hij alleen. Niemand kan Hem daarin bijstaan.
Als Hij lijdt met zijn volk, als Hij hun lijden deelt, dan gaat het om een lijden van de zijde van de mensen. De Psalmen beschrijven het lijden dat Hij – en in de toekomst het gelovige overblijfsel – ondervindt van de mensen om Hem heen. De mensen om Hem heen zijn de ongelovige volksgenoten en van de heidenen die God niet kenden.
Lijden voor Zijn volk.
Het lijden van Christus voor zijn volk heeft twee aspecten: ten opzicht van God en ten opzichte van de mensen. Ten opzichte van God: Christus’ lijden was tot verheerlijking van God. En tot bevrediging van de rechtvaardige eisen van de Heilige God (zie in het bijzonder Ps. 40; in het Oude Testament is het brandoffer een zinnebeeld van dit aspect van Christus’ lijden).
Ten opzichte van de mensen: om hun zonden te vergeven en hun zondige toestand in het oordeel weg te doen. Dit aspect vinden wij in het bijzonder in Psalm 22 (de zonde als de boze natuur van de mens) en in Psalm 69 (waar het gaat om de zondige daden en de schuld van de mens).
Lijden met zijn volk Het lijden van de Heer Jezus MET zijn volk, van de zijde van de mensen, heeft eveneens twee aspecten:
- het lijden van Christus met zijn volk, met betrekking tot God
- het lijden van Christus met zijn volk, met betrekking tot de mensen
Wat het lijden van Christus met zijn volk, met betrekking tot God, betreft: God heeft met dat lijden een bedoeling: Hij wil het volk door lijden louteren en hun harten tot Zichzelf neigen, opdat zij hem volkomen toegewijd zullen zijn en met hun hele hart zullen uitzien naar de komst van de Christus.
Jezus’ lijden strekt tot getuigenis voor het volk Israël, het is een lijden om der gerechtigheid wil. Dit lijden laat zien wie God is en wat de rechtvaardige eisen van de heilige God zijn, opdat de wereld gaat ontdekken wie God is en daardoor zal worden aangesproken. Hij, de heilige en toegewijde knecht van God, de Rechtvaardige, leed als hij zag op de gevolgen van de zonde op deze aarde, als hij zag op de dood en het verderf dat hier heerst, op de haat en de vijandschap in de harten van de mensen. Van dit aspect van het lijden spreekt het spijsoffer. Dit aspect vinden wij in het bijzonder in Ps. 16.
(afb.: https://www.ontdekgod.nl/is-jezus-god)
Lijden van het overblijfsel.
De Psalmen gaan over het lijden van trouwe Israëlieten. De trouwe Israëlieten van de toekomst worden een overblijfsel van Israel genoemd. Zij lijden doordat zij zien wat Jezus voor hen heeft gedaan. Zij zijn in hun geweten geraakt, ze beseffen hun schuld ten opzichte van God en zien in dat ze het oordeel van God verdiend hebben. Hierdoor lijden zij. In hun nood roepen zij tot God.
Zij lijden ook van de zijde der mensen, als rechtvaardigen te midden van een goddeloos volk en de omringende heidenen. Ze lijden niet als schuldigen, maar pleiten juist op hun onschuld en smeken God om hen recht te doen.
Hun troost is dat er eenmaal op aarde een mens was die hun is voorgegaan in het lijden. Vooral in zijn laatste dagen heeft Christus kwaad ondervonden van het goddeloze volk en van de heidenen (Pilatus, de Romeinse soldaten). Hij heeft geleden opdat Hij met het overblijfsel zou kunnen meevoelen.
(afb.: https://www.ontdekgod.nl/is-jezus-god)
Lijden van het overblijfsel.
De Psalmen gaan over het lijden van trouwe Israëlieten. De trouwe Israëlieten van de toekomst worden een overblijfsel van Israel genoemd. Zij lijden doordat zij zien wat Jezus voor hen heeft gedaan. Zij zijn in hun geweten geraakt, ze beseffen hun schuld ten opzichte van God en zien in dat ze het oordeel van God verdiend hebben. Hierdoor lijden zij. In hun nood roepen zij tot God.
Zij lijden ook van de zijde der mensen, als rechtvaardigen te midden van een goddeloos volk en de omringende heidenen. Ze lijden niet als schuldigen, maar pleiten juist op hun onschuld en smeken God om hen recht te doen.
Hun troost is dat er eenmaal op aarde een mens was die hun is voorgegaan in het lijden. Vooral in zijn laatste dagen heeft Christus kwaad ondervonden van het goddeloze volk en van de heidenen (Pilatus, de Romeinse soldaten). Hij heeft geleden opdat Hij met het overblijfsel zou kunnen meevoelen.